Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4721/GB, 16 december 2019, beroep
Uitspraakdatum:16-12-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:        R-19/4721/GB

Betreft:            […]       datum: 16 december 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.L. van Gaalen, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 9 september 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), en van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers bezwaarschrift, gericht tegen de afwijzing van zijn verzoek tot plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.), ongegrond verklaard.

2.         De feiten

Klager is sinds 16 november 2015 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van het Justitieel Complex (JC) Zaanstad.

3.         De standpunten

3.1.      Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De reclassering geeft aan de risico’s niet goed in te kunnen schatten, omdat klager niet heeft meegewerkt aan Pro Justitia-rapportage. Bij klager is nooit sprake geweest een (vermoeden van een) geestelijke stoornis. Hij ontkent de tenlastegelegde verkrachting. Klager heeft geen zedenachtergrond.

Gesteld wordt dat klagers recidiverisico zonder behandeling onverminderd hoog is. Er wordt echter niet duidelijk gemaakt waarvoor en op welke manier hij behandeld zou moeten worden. Hij zou zich moeten inschrijven bij De Waag en zelf hulpvragen moeten verzinnen. Volgens klager is slechts sprake van problemen ten aanzien van zijn (voorheen instabiele) leefomstandigheden, maar daarbij moet de reclassering helpen, niet De Waag. Overigens blijkt uit niets dat hem is verteld dat aanmelding bij De Waag een voorwaarde is voor detentiefasering.

Het feit dat klager ontkent de delicten te hebben gepleegd, kan niet tot de conclusie leiden dat sprake is van een verhoogd recidiverisico. Het recidiverisico wordt bepaald op basis van historische omstandigheden van meer dan vier jaar geleden. De afgelopen vier jaar verbleef klager immers in detentie. Tijdens de schorsing van zijn voorlopige hechtenis heeft klager zich aan alle voorwaarden gehouden. Er is toen geen sprake geweest van maatschappelijke onrust.

Klagers gedrag in de inrichting is goed. Hij heeft een opleiding tot barista afgerond en vervolgens andere gedetineerden daartoe opgeleid. Hem zijn in drieënhalf jaar slechts drie disciplinaire straffen opgelegd. Klager is bereid zich te houden aan alle voorwaarden die hem worden opgelegd in het kader van zijn verblijf in een b.b.i., zodat het gestelde recidiverisico kan worden ondervangen. Ambulante behandeling bij De Waag hoeft niet in gesloten setting plaats te vinden.

Het klopt dat klager nog geen onbegeleide verloven heeft genoten, maar dat komt doordat plaatsing in een b.b.i. in de laatste achttien maanden van detentie mogelijk is, terwijl een gedetineerde pas in de laatste twaalf maanden in aanmerking komt voor algemeen verlof.

Klager is op 11 november 2019 door het gerechtshof veroordeeld tot een gevangenisstraf van 72 maanden. Op basis daarvan valt de einddatum van zijn detentie in februari 2020. Het is onwenselijk dat hij na vier jaar zonder detentiefasering terugkeert in de maatschappij.

3.2.      Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Het Openbaar Ministerie heeft negatief geadviseerd, omdat sprake is van herhalingsgevaar, klager zich nog in voorlopige hechtenis bevindt, het risico bestaat op maatschappelijke onrust en een deel van de feiten waarvan klager wordt verdacht gedurende zijn proeftijd zijn gepleegd. Klager is in eerste aanleg veroordeeld voor ernstige delicten. De reclassering adviseert positief, mits klager zich gemotiveerd toont door in gesprek te gaan met De Waag en hulpvragen te formuleren.

De reclassering kan de risicofactoren niet goed inschatten, doordat klager niet heeft meegewerkt aan Pro Justitia-rapportage. Op basis van de beschikbare informatie wordt zijn recidiverisico evenwel als hoog ingeschat. Klager is gerecidiveerd in zijn proeftijd. Hij heeft eerder niet goed meegewerkt aan reclasseringstoezicht. Hij is matig gemotiveerd voor gedragsverandering en volhardt in zijn ontkennende houding. De reclassering acht het wenselijk dat de slachtoffers zo weinig mogelijk risico lopen om klager tegen te komen.

Klager is meermaals veroordeeld voor vermogensdelicten. De feiten waarvoor hij nu is gedetineerd (straatroof en verkrachting) zijn nog ernstiger. Hij behoort tot de zogenaamde Top 600.

Hoewel klagers gedrag in de inrichting grotendeels goed is geweest, hij enkele certificaten heeft gehaald en een betalingsregeling heeft getroffen, wordt plaatsing in een b.b.i. onverantwoord geacht, nu sprake is van een meer dan beperkt maatschappelijk risico.

Het arrest van het gerechtshof is nog niet op klagers registratiekaart verwerkt. Als daardoor sprake is van gewijzigde omstandigheden, kan klager een nieuw verzoek indienen.

4.         De beoordeling

4.1.      Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden kunnen gedetineerden in een b.b.i. worden geplaatst die:

-           een beperkt vlucht- en maatschappelijk risico vormen;

-           een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden;

-           beschikken over een aanvaardbaar verlofadres;

-           en die zijn gepromoveerd.

4.2.      Van bovengenoemde voorwaarden, staat in deze zaak alleen het maatschappelijk risico ter discussie. De beroepscommissie is van oordeel dat klager een meer dan beperkt maatschappelijk risico vormt bij plaatsing in een b.b.i. Zij onderbouwt dat als volgt.

4.3.      Klager heeft een omvangrijke justitiële documentatie, voornamelijk bestaande uit vermogensdelicten. De feiten waarvoor hij in eerste aanleg is veroordeeld, een straatroof en een verkrachting, zijn strafbare feiten waardoor de rechtsorde ernstig is geschokt. Weliswaar kan de reclassering het recidiverisico niet nauwkeurig inschatten, maar op basis van de beschikbare informatie schat zij dit risico in als hoog. De combinatie van een hoog recidiverisico en een veroordeling voor ernstige delicten, maakt dat sprake is van een meer dan beperkt maatschappelijk risico.

4.4.      Het kan op dit moment in het midden blijven of de einddatum van klagers detentie in februari 2020 of december 2020 ligt. In het eerste geval zal – al dan niet op klagers verzoek – op korte termijn gekeken moeten worden hoe hij zich in die korte periode het best kan voorbereiden op zijn terugkeer in de maatschappij, naast de geïndiceerde behandeling bij De Waag.

4.5.      Gelet op het voorgaande, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, drs. M.R. van Veen en mr. J.W. Wabeke, leden, in tegenwoordigheid van mr. P. de Vries, secretaris, op 16 december 2019.

secretaris        voorzitter

Naar boven