Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4748/GB, 16 december 2019, beroep
Uitspraakdatum:16-12-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:        R-19/4748/GB

Betreft:            […]       datum: 16 december 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. Y. Bouchikhi, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 11 september 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), en van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar het huis van bewaring (h.v.b.) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein afgewezen.

2.         De feiten

Klager is sinds 10 juli 2019 gedetineerd. Hij verblijft in het h.v.b. van de p.i. Grave.

3.         De standpunten

3.1.      Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klagers verzoek is afgewezen, omdat in de p.i. Nieuwegein een medeverdachte zou verblijven. De bestreden beslissing is zeer summier gemotiveerd. Er zijn geen stukken overgelegd waaruit zou kunnen blijken dat het onderzoeksbelang in de weg staat aan samenplaatsing van klager en de medeverdachte. Het onderzoek loopt al enige tijd. De Minister heeft klagers persoonlijke belangen niet meegewogen. Hij ontving in de zomervakantie weliswaar bezoek van zijn kinderen en vrouw, maar dat is buiten de vakanties onmogelijk. Ook het bezoek van zijn raadsman wordt door de afwijzing bemoeilijkt

Een gedetineerde moet in beginsel in het arrondissement van vervolging worden geplaatst (in dit geval Midden-Nederland). De reistijd van Utrecht naar Grave is ruim een uur per enkele reis. In veel omvangrijkere zaken worden medeverdachten soms wel samengeplaatst.

3.2.      Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. De p.i. Grave ligt in een arrondissement dat aanpalend is aan het arrondissement van vervolging. Eventuele bezoekproblemen zijn inherent aan het ondergaan van detentie. Het Openbaar Ministerie (OM) is niet akkoord met klagers overplaatsing, omdat er in de p.i. Nieuwegein een medeverdachte verblijft. De advocaat heeft te kennen gegeven het beroep te zullen intrekken, als klager (in plaats van naar de p.i. Nieuwegein) naar de p.i. Lelystad zou worden overgeplaatst. Het verzoek daartoe is doorgestuurd naar de directeur, zodat hij daarover kan adviseren. De uitspraak in klagers strafzaak stond gepland op 18 oktober 2019, waarna hij (in het kader van de selectie voor een gevangenis) zijn voorkeur uit kan spreken voor een inrichting.

In reactie op de toelichting namens de Minister heeft de raadsman laten weten dat de zitting op 4 oktober 2019 een pro-forma zitting betrof en dat er op 18 oktober 2019 geen uitspraak is gedaan.

4.         De beoordeling

4.1.      Klagers verzoek tot overplaatsing naar de p.i. Nieuwegein is afgewezen, omdat het OM daar bezwaar tegen heeft, nu daar een medeverdachte van klager verblijft. Het OM is kennelijk van oordeel dat sprake is van collusiegevaar. Een dergelijk bezwaar van het OM dient in beginsel gerespecteerd te worden, zelfs als dat tot gevolg heeft dat een gedetineerde niet naar het arrondissement van vervolging wordt overgeplaatst.

4.2.      Van de Minister (en de beroepscommissie) kan niet worden gevraagd om na te gaan waarin op dit moment het onderzoeksbelang of collusiegevaar precies bestaat. Het OM daarentegen is bij uitstek in staat om te beoordelen of samenplaatsing van klager en zijn medeverdachte(n) reële risico’s met zich meebrengt voor de behandeling van hun strafzaken. Daarbij overweegt de beroepscommissie dat klager is geplaatst in een zogenoemd aanpalend arrondissement en dat de reistijd van uit Utrecht naar Grave geen bijzonder onredelijke belasting hoeft te betekenen. De bestreden beslissing kan daarom niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep dus ongegrond verklaren.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, drs. M.R. van Veen en mr. J.W. Wabeke, leden, in tegenwoordigheid van mr. P. de Vries, secretaris, op 16 december 2019.

secretaris        voorzitter

Naar boven