Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/2495/TA, 8 januari 2004, beroep
Uitspraakdatum:08-01-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/2495/TA

betreft: [klager] datum: 8 januari 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een op 3 november 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

het hoofd van de Prof. Mr. W.P.J. Pompekliniek te Nijmegen, verder te noemen de inrichting,

gericht tegen een uitspraak d.d. 27 oktober 2003 van de alleensprekende beklagrechter bij genoemde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 10 december 2003, gehouden in de penitentiaire inrichting Overijssel, locatie Zwolle, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. R. Polderman, en namens het hoofd van voormeldetbs-inrichting mr. [...], juridisch medewerkster. Hiervan is het aangehechte verslag opgemaakt.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft - voorzover in beroep aan de orde - de beslissing van het hoofd van de inrichting d.d. 17 april 2003 inhoudende de ontzegging van de toegang tot de inrichting aan klagers broer voor onbepaalde tijd, met bepalingdat niet eerder dan 2 april 2004 een nieuwe beslissing zal worden gegeven omtrent het bezoek van klagers broer.

De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Er is geen sprake van een ontvankelijke klacht. De termijn tussen de kennisgeving aan klager d.d. 17 april 2003en klagers beklag d.d. 3 september 2003 is exorbitant lang en in strijd met artikel 58, vijfde lid, Bvt.
Voor de termijnoverschrijding van 137 dagen is geen enkele rechtvaardigingsgrond aan te voeren. Klagers broer is op 10 februari 2003 van klagers bezoekerslijst verwijderd. Van een bezoeker in de zin van artikel 37 Bvt is daarna geensprake meer. De verplichting neergelegd in artikel 37, derde lid, Bvt om bezoekweigeringen vierwekelijks te toetsen/verlengen is niet van toepassing. Uit de in de wet en jurisprudentie vermelde noodzakelijke bezoekersscreening volgtper definitie al dat aspirant-bezoekers kunnen worden afgewezen als bezoeker. In de Memorie van toelichting komt expliciet aan de orde dat sommige aspirant-bezoekers niet zullen worden toegelaten tot de verpleegden. Daarnaast kunnenook gedurende een bepaalde periode bezoekers worden geweerd uit de kliniek en dienen in die gevallen de voorschriften vermeld in artikel 37, derde lid, Bvt in acht te worden genomen. Klagers broer was geen geregelde bezoeker,waardoor klagers belangen niet ernstig zijn geschaad door de bezoekweigering. De overige contactvormen, telefooncontact en schriftelijk contact, met de broer zijn niet beperkt. Hoewel de beklagrechter van oordeel is dat het bepaaldein artikel 37, derde lid, Bvt niet van toepassing is ten aanzien van personen die van de bezoekerslijst zijn verwijderd, overweegt zij dat een regelmatige heroverweging over hernieuwde toelating van afgekeurde bezoekers op zijnplaats is en wordt een termijn van ten hoogste drie maanden redelijk geacht. De wet en huisregels zwijgen over termijnen in dit verband en een termijn van ten hoogste drie maanden is onredelijk. De weigering van het hoofd van deinrichting om vóór 2 april 2004 te beslissen over een hernieuwde toelating van klagers broer als bezoeker komt voort uit de ernst van het door de broer veroorzaakte incident op 8 februari 2003. Het betrof een ernstiger herhalingvan een eerder door de broer veroorzaakt incident. De angst, die hierdoor nog immer leeft onder het personeel, heeft zwaar meegewogen bij de belangenafweging. De door de beklagrechter gekozen termijn, drie maanden, is te kort voorklagers broer om gedragsverandering te bewerkstelligen en wordt door de beklagrechter ook niet gemotiveerd. Het eerste incident vond plaats op 10 september 2002; het uit de hand gelopen bezoek op 8 februari 2003, terwijl er op 31oktober 2002 afspraken waren gemaakt over het gedrag van de broer. De periode, die hier tussen lag, heeft geen verbeteringen opgeleverd en klagers broer heeft hiermee bewezen nauwelijks in staat te zijn zich op korte termijn teherstellen, zich aan afspraken te houden en bij vervolgcontacten zich adequaat te kunnen gedragen. De door de kliniek gekozen termijn doet meer recht aan genoemde belangen en schaadt klager niet dusdanig dat gesproken kan worden vaneen exorbitant lange termijn. Verzocht wordt om akkoord te gaan met een termijn van maximaal een jaar. Opgemerkt wordt dat het de inrichting heeft bevreemd dat een dergelijke uitspraak door de alleensprekende beklagrechter en nietdoor een voltallige beklagcommissie is gedaan.

Door en namens klager is het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. De fictieve weigering van het hoofd van de inrichting om vóór 2 april 2004 te beslissen over een hernieuwde toelating vanklagers broer als bezoeker is een beklagwaardige beslissing ex artikel 56, vijfde lid, Bvt. Het schrappen van klagers broer van de bezoekerslijst is in strijd met de wet. De opschorting is exorbitant lang. De beklagrechter heeft eenredelijke termijn genoemd van drie maanden. Aanleiding voor de weigering om klagers broer toe te laten als bezoeker was het aanwezig hebben van een mobiele telefoon, waarna klagers broer en andere familieleden uit de inrichting zijngezet. Ten onrechte heeft het hoofd van de inrichting de vierwekelijkse heroverwegingen c.q. verlengingsbeslissingen achterwege gelaten als voorzien in artikel 37, derde lid, Bvt. De opvatting van het hoofd van de inrichting datklagers broer conform de huisregels is geschrapt van klagers bezoekerslijst en daar niet eerder dan in april 2004 weer op zal kunnen worden toegelaten, is in strijd met (het systeem van) de wet. Na elke vier weken van weigering vanbepaald bezoek zullen immers alleen nieuwe feiten een verlenging daarvan kunnen dragen. Verzocht wordt om de uitspraak van de beklagrechter te bevestigen. Klagers broer en overige familie zijn bereid om een gesprek aan te gaan methet personeel om toch het bezoek mogelijk te maken. Klager heeft een heel goed contact met zijn broer en belt zo’n driemaal per week met hem. Voorts kunnen zijn ouders klager alleen bezoeken als zijn broer hen naar de inrichtingtoerijdt. Een andere broer, die zijn ouders ook wel eens vervoert, gaat binnenkort in het buitenland werken.
3. De beoordeling
In artikel 59, derde lid, Bvt is bepaald dat de voorzitter, dan wel een door hem aangewezen lid van de beklagcommissie, indien hij het beklag van eenvoudige aard, dan wel kennelijk niet ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijkgegrond acht, als enkelvoudig lid van de beklagcommissie het klaagschrift kan afdoen. In het onderhavige geval is de beroepscommissie niet gebleken wat de reden voor de alleensprekende beklagrechter is geweest om deze zaakenkelvoudig af te doen. Veeleer had het op de weg van de voltallige beklagcommissie gelegen om de onderhavige zaak te behandelen.
De Bvt verbindt hier echter geen rechtsgevolgen aan en de beroepscommissie zal het beklag in beroep opnieuw ten gronde beoordelen.

Namens het hoofd van de inrichting is betoogd dat klager in verband met overschrijding van de in artikel 58, vijfde lid, Bvt vermelde termijn niet ontvankelijk in zijn beklag dient te worden verklaard. De beslissing van het hoofdvan de inrichting d.d. 17 april 2003 inhoudende de ontzegging van toegang tot de inrichting aan klagers broer voor onbepaalde tijd, met bepaling dat niet eerder dan 2 april 2004 een nieuwe beslissing zal worden gegeven omtrent hetbezoek van klagers broer, impliceert een (tot 2 april 2004) voortdurende weigering om een nieuwe beslissing te nemen ten aanzien van klagers contact met de buitenwereld als bedoeld in hoofdstuk VII van de Bvt. Een dergelijkeweigering is, gelet op artikel 56, eerste lid, aanhef en onder c, in verbinding met artikel 56, vijfde lid, Bvt in beginsel beklagwaardig. Dat klager pas op 3 september 2003 beklag tegen de beslissing heeft aangetekend doet daarniet aan af, omdat op die datum de weigering nog steeds voortduurde. Derhalve is klager door de beklagrechter terecht ontvangen in zijn beklag.

Artikel 37, derde lid, Bvt vermeldt dat het hoofd van de inrichting de toelating tot de verpleegde van bezoek van een bepaalde persoon telkens voor een periode van ten hoogste vier weken kan weigeren, indien dit noodzakelijk is methet oog op een belang als bedoeld in artikel 35, derde lid, Bvt. De beklagrechter en het hoofd van de inrichting gaan ervan uit dat artikel 37, derde lid, Bvt geen betrekking zou hebben op personen die van de bezoekerslijst, eenbegrip dat door de wetgever niet nader is gedefinieerd noch ingevuld, zijn verwijderd. De beroepscommissie kan gelet op de Memorie van toelichting bij laatstgenoemd artikel van de Bvt de beklagrechter en het hoofd van de inrichtinghierin niet volgen. Klagers broer is de toegang tot de inrichting ontzegd naar aanleiding van ernstige onregelmatigheden tijdens bezoek aan klager. Dit is klager medegedeeld bij beslissing van 17 april 2003, waarbij tevens isbepaald dat de ontzegging van bezoek van klagers broer voor onbepaalde tijd gold en het hoofd van de inrichting niet eerder dan 2 april 2004 bereid zou zijn om de beslissing te heroverwegen. Een dergelijke beslissing betreft naarhet oordeel van de beroepscommissie wel degelijk een beslissing ex artikel 37, derde lid, Bvt. Dat deze beslissing voor onbepaalde tijd is genomen en niet voor een periode van ten hoogste vier weken, maakt dat de beslissing instrijd met voormeld artikel van de Bvt is genomen.
Derhalve zal de beroepscommissie de uitspraak van de beklagrechter bevestigen, met verbetering van de gronden en ambtshalve aan klager een tegemoetkoming toekennen van € 10,=. De beroepscommissie gaat ervan uit dat het hoofd van deinrichting binnen vier weken na ontvangst van deze uitspraak een nieuwe beslissing ex artikel 37, derde lid, Bvt zal nemen ten aanzien van het bezoek van klagers broer.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter, met verbetering van de gronden. Zij bepaalt ambtshalve de aan klager toekomende tegemoetkoming op € 10,=.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, dr. E.B.M. Rood-Pijpers en drs. H.P.J. Vos, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 8 januari 2004

secretaris voorzitter

nummer: 03/2495/TA

betreft: [...], verder klager te noemen.

Verslag van het behandelde ter zitting van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden van 10 december 2003, gehouden in de penitentiaire inrichting Overijssel, locatieZwolle.

Samenstelling van de beroepscommissie:
voorzitter: mr. N. Jörg
leden: dr. E.B.M. Rood-Pijpers en drs. H.P.J. Vos.
De beroepscommissie is bijgestaan door de secretaris mr. H.S. van Gemert.

Gehoord zijn klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. R. Polderman, en namens het hoofd van de Prof. Mr. W.P.J. Pompekliniek te Nijmegen mr. I.E. Kruit, juridisch medewerkster.

Namens het hoofd van genoemde inrichting is - zakelijk weergegeven - het volgende naar voren gebracht.
Er is geen sprake van een ontvankelijke klacht. De termijn tussen de kennisgeving aan klager d.d. 17 april 2003 en klagers beklag d.d. 3 september 2003 is exorbitant lang en in strijd met artikel 58, vijfde lid, Bvt. Voor determijnoverschrijding van 137 dagen is geen enkele rechtvaardigingsgrond aan te voeren. Klagers broer is op 10 februari 2003 van klagers bezoekerslijst verwijderd. Van een bezoeker in de zin van artikel 37 Bvt is daarna geen sprakemeer. De verplichting neergelegd in artikel 37, derde lid, Bvt om bezoekweigeringen vierwekelijks te toetsen/verlengen is niet van toepassing. Uit de in de wet en jurisprudentie vermelde noodzakelijke bezoekersscreening volgt perdefinitie al dat aspirant-bezoekers kunnen worden afgewezen als bezoeker. In de Memorie van toelichting komt expliciet aan de orde dat sommige aspirant-bezoekers niet zullen worden toegelaten tot de verpleegden. Daarnaast kunnen ookgedurende een bepaalde periode bezoekers worden geweerd uit de kliniek en dienen in die gevallen de voorschriften vermeld in artikel 37, derde lid, Bvt in acht te worden genomen. Klagers broer was geen geregelde bezoeker, waardoorklagers belangen niet ernstig zijn geschaad door de bezoekweigering. De overige contactvormen, telefooncontact en schriftelijk contact, met de broer zijn niet beperkt. Hoewel de beklagrechter van oordeel is dat het bepaalde inartikel 37, derde lid, Bvt niet van toepassing is ten aanzien van personen die van de bezoekerslijst zijn verwijderd, overweegt zij dat een regelmatige heroverweging over hernieuwde toelating van afgekeurde bezoekers op zijn plaatsis en wordt een termijn van ten hoogste drie maanden redelijk geacht. De wet en huisregels zwijgen over termijnen in dit verband en een termijn van ten hoogste drie maanden is onredelijk. De weigering van het hoofd van de inrichtingom vóór 2 april 2004 te beslissen over een hernieuwde toelating van klagers broer als bezoeker komt voort uit de ernst van het door de broer veroorzaakte incident op 8 februari 2003. Het betrof een ernstiger herhaling van eeneerder door de broer veroorzaakt incident. De angst, die hierdoor nog immer leeft onder het personeel, heeft zwaar meegewogen bij de belangenafweging. De door de beklagrechter gekozen termijn, drie maanden, is te kort voor klagersbroer om gedragsverandering te bewerkstelligen en wordt door de beklagrechter ook niet gemotiveerd. Het eerste incident vond plaats op 10 september 2002; het uit de hand gelopen bezoek op 8 februari 2003, terwijl er op 31 oktober2002 afspraken waren gemaakt over het gedrag van de broer. De periode, die hier tussen lag, heeft geen verbeteringen opgeleverd en klagers broer heeft hiermee bewezen nauwelijks in staat te zijn zich op korte termijn te herstellen,zich aan afspraken te houden en bij vervolgcontacten zich adequaat te kunnen gedragen. De door de kliniek gekozen termijn doet meer recht aan genoemde belangen en schaadt klager niet dusdanig dat gesproken kan worden van eenexorbitant lange termijn. Verzocht wordt om akkoord te gaan met een termijn van maximaal een jaar. Opgemerkt wordt dat het de inrichting heeft bevreemd dat een dergelijke uitspraak door de alleensprekende beklagrechter en niet dooreen voltallige beklagcommissie is gedaan.

Door en namens klager is - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
De fictieve weigering van het hoofd van de inrichting om vóór 2 april 2004 te beslissen over een hernieuwde toelating van klagers broer als bezoeker is een beklagwaardige beslissing ex artikel 56, vijfde lid, Bvt. Het schrappen vanklagers broer van de bezoekerslijst is in strijd met de wet. De opschorting is exorbitant lang. De beklagrechter heeft een redelijke termijn genoemd van drie maanden. Aanleiding voor de weigering om klagers broer toe te laten alsbezoeker was het aanwezig hebben van een mobiele telefoon, waarna klagers broer en andere familieleden uit de inrichting zijn gezet. Ten onrechte heeft het hoofd van de inrichting de vierwekelijkse heroverwegingen c.q.verlengingsbeslissingen achterwege gelaten als voorzien in artikel 37, derde lid, Bvt. De opvatting van het hoofd van de inrichting dat klagers broer conform de huisregels is geschrapt van klagers bezoekerslijst en daar niet eerderdan in april 2004 weer op zal kunnen worden toegelaten, is in strijd met (het systeem van) de wet. Na elke vier weken van weigering van bepaald bezoek zullen immers alleen nieuwe feiten een verlenging daarvan kunnen dragen. Verzochtwordt om de uitspraak van de beklagrechter te bevestigen. Klagers broer en overige familie zijn bereid om een gesprek aan te gaan met het personeel om toch het bezoek mogelijk te maken. Klager heeft een heel goed contact met zijnbroer en belt zo’n driemaal per week met hem. Voorts kunnen zijn ouders klager alleen bezoeken als zijn broer hen naar de inrichting toerijdt. Een andere broer, die zijn ouders ook wel eens vervoert, gaat binnenkort in hetbuitenland werken.

secretaris voorzitter

Naar boven