Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4757/GA, 27 november 2019, beroep
Uitspraakdatum:27-11-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:        R-19/4757/GA

Betreft:            [klager]            datum: 27 november 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. K.S. Kessel, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 17 september 2019 genomen beslissing van de directeur van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught, alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing. Ter zitting van de beroepscommissie van 8 november 2019, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord klagers raadsman mr. K.S. Kessel, en namens de directeur van de p.i. […], jurist.

Klager heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord ter zitting. De raadsman heeft te kennen gegeven dat hij op de hoogte was van het feit dat klager niet ter zitting zou verschijnen. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

Het beroep betreft de beslissing van de directeur van 17 september 2019, inhoudende dat klager wordt verplicht tot het ondergaan van een onvrijwillige geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw (verder: a-dwangbehandeling) voor de duur van drie maanden.

2.         De standpunten

Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.

Nu het behandelplan bij de stukken is gevoegd, wordt het verweer ten aanzien van het ontbreken van het behandelplan niet langer gehandhaafd. Daarnaast wordt het verweer ten aanzien van het niet hebben voldaan aan artikel 22e, eerste lid, van de Penitentiaire maatregel ook niet langer gehandhaafd, nu een e-mailbericht met daarin de voorgenomen beslissing tot het starten van de a-dwangbehandeling tijdig is verzonden naar het kantoor van de raadsman, maar dit bericht – vanwege een omstandigheid die niet aan de directeur kan worden verweten – de raadsman niet heeft bereikt.

Gehandhaafd blijft dat klager niet op de juiste wijze is benaderd door de medewerkers van de inrichting. Het starten van een a-dwangbehandeling is niet passend en zeker in het kader van de subsidiariteit had op een andere manier moeten en kunnen worden omgegaan met klager. Klager dient, in het licht van de subsidiariteit, in een andere setting te verblijven waar meer de nadruk ligt op behandeling en psycho-educatie in plaats van op eliminatie van klager. Door aldus te handelen wordt geen mogelijkheid gecreëerd om op andere wijze te handelen dan om op dwingende wijze de lichamelijke integriteit van klager te schaden. Klagers raadsman merkt in het contact met klager geen agressie op bij hem. Met klager ging het de laatste keer dat de raadsman hem had gezien beter. Het gegeven dat klager niet naar deze zitting wenste komen en dat hij zijn raadsman niet wenste te spreken is opmerkelijk. Klager zit voor een relatief gering feit al drie maanden vast. Voor het geringe feit staat normaal gesproken een geldboete, maar vanwege het ingezette ISD-traject zit hij nog vast. Klager is daarover erg gefrustreerd en hij heeft het idee dat hij wordt bedonderd. Als gevolg van die frustratie had klager op een andere manier moeten worden benaderd.

Namens de directeur is de bestreden beslissing als volgt (mondeling) toegelicht. De directeur dient af te gaan op het oordeel van de psychiaters. Met klager was geen contact mogelijk. Aan klager zijn eerst ordemaatregelen opgelegd en klager zat in een boeienregime. Klager is geplaatst in een individueel programma en hij is daarbij in afzondering geplaatst. Er is geprobeerd om de problematiek bij klager op een andere manier op te lossen. Daarbij is ingezet op psycho-educatie, maar er was met klager geen gesprek mogelijk. Er is gestart met een b-dwangbehandeling, die is overgegaan in de a-dwangbehandeling. Met klager zijn sindsdien gesprekken mogelijk en het boeienregime is niet meer van toepassing. Bij klager is derhalve vooruitgang geconstateerd sinds de start van de dwangbehandeling.

3.         De beoordeling

Op grond van het bepaalde in artikel 46e, in verbinding met artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw kan de directeur beslissen tot het toepassen van een a-dwangbehandeling, indien aannemelijk is dat het gevaar, dat de stoornis van de geestesvermogens van de gedetineerde doet veroorzaken, zonder die behandeling niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen.

De directeur heeft de beslissing klager te verplichten tot het ondergaan van een a-dwangbehandeling gebaseerd op de verklaringen van de behandelend psychiater van klager en van een psychiater die niet bij de behandeling van klager betrokken is geweest, maar hem kort tevoren heeft bezocht. De directeur heeft deze verklaringen conform het bepaalde in artikel 46e, tweede lid, van de Pbw overgelegd. Voorts heeft de directeur het behandelingsplan van klager overgelegd, waarin is voorzien in de mogelijkheid een geneeskundige dwangbehandeling toe te passen.

Uit de door de directeur verstrekte (schriftelijke) inlichtingen komt het navolgende – zakelijk weergegeven – naar voren.

Bij klager, bij wie schizofrenie gediagnosticeerd is, is sprake van een psychotisch toestandsbeeld met paranoïde, wanen, een chaotische gedachtegang en akoestische hallucinaties.

Klager is op 21 augustus 2019 vanuit de p.i. Dordrecht in het PPC van de p.i. Vught geplaatst, nadat er in de p.i. Dordrecht een geweldsincident had plaatsgevonden. Bij binnenkomst in het PPC vertoonde klager zich geladen en geagiteerd wanneer werd gesproken over psychotische symptomen. Klager is in eerste instantie op de afdeling geplaatst, maar daar bleek al snel de situatie niet houdbaar. Klager is toen overgebracht naar de separeerafdeling, nadat hij zich verbaal agressief en dreigend had getoond jegens de op de afdeling werkzame medewerkers. Klager stelt dat hij lijdt aan aids, terwijl dit niet blijkt uit testen. Klager heeft toen een onnavolgbaar verhaal verteld waarin veel sprake is van achterdocht. Klager heeft eerder te kennen gegeven dat hij al jaren stemmen hoort, hetgeen hij tijdens de intake heeft ontkend. Tijdens het intakegesprek nam de agitatie bij klager snel toe waarop het gesprek is beëindigd. Bij het laatste bezoek voor de behandeling was het voor de behandelend psychiater niet mogelijk het gesprek met klager met open deur te voeren, aangezien klager ernstig geagiteerd was en hij voornamelijk schold.

Klagers zelfzorg was slecht. Klager wilde niet douchen en zijn cel was vervuild. Nadat klager in de isoleercel is geplaatst is een b-dwangbehandeling gestart. Na de start van de b-dwangbehandeling is de agitatie bij klager wat afgenomen. Klager is dan aanspreekbaar met de celdeur open, maar hij is wel regelmatig dreigend in contact. Hij doet uitspraken als: ‘Ik ga je doodmaken, buiten ga ik je in stukken snijden’. Klager plast voor zijn deur, is vijandig en blijft personeel uitschelden. Klager wordt verdacht van mishandeling, wat vanuit de overdracht ook ingegeven lijkt door paranoïde. Vanuit de psychotische klachten van klager vormt hij een gevaar voor anderen, voor zichzelf (kans op breinschade als gevolg van een niet behandelde psychose), en er bestaat het gevaar van maatschappelijke teloorgang. Klager zelf blijft psychotische symptomatologie ontkennen en is niet bereid tot vrijwillige inname van de medicatie. Van een antipsychoticum mag worden verwacht dat deze bijdraagt aan het in ernst doen verminderen van de aan het gevaar ten grondslag liggende stoornis.

Gelet op het voorgaande stelt de beroepscommissie vast dat volgens de psychiaters bij klager sprake is van een psychische stoornis. Verder is voldoende aannemelijk dat klager vanuit die stoornis gevaar veroorzaakt en dat, zonder een geneeskundige behandeling, het gevaar dat de stoornis van de geestvermogens van klager doet veroorzaken, niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen. Tevens is voldoende aannemelijk geworden dat de gekozen dwangbehandeling voldoet aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. De beslissing van de directeur om bij klager een dwangbehandeling, als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw toe te passen kan daarom niet worden aangemerkt als onredelijk of onbillijk.

Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. D. van der Sluis, voorzitter, U.P. Burke en mr. J.W. Wabeke, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E.M. Meekenkamp, secretaris, op 27 november 2019.    

            secretaris        voorzitter

Naar boven