Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4622/GA, 22 november 2019, beroep
Uitspraakdatum:22-11-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer: R-19/4622/GA

betreft:   [klager]   datum: 22 november 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. T. Sandrk, namens  […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 2 september 2019 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting Vught, betreffende de beslissing van 11 juli 2019 tot afwijzing van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof (VU-2019-001333),  en van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven. De beroepscommissie heeft de directeur van bovengenoemde inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager en zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.             De beoordeling

Klager onderging een gevangenisstraf van zeven maanden, met aftrek, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, vanwege flessentrekkerij. Op 3 oktober 2019 is klager in vrijheid gesteld.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers verlofaanvraag.

In artikel 14 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling) is – voor zover relevant – vastgelegd dat een gedetineerde eerst voor algemeen verlof in aanmerking komt wanneer hij, al dan niet onherroepelijk, is veroordeeld tot een vrijheidsstraf en zijn strafrestant nog ten minste drie maanden en ten hoogste een jaar bedraagt.

Klager verzocht om algemeen verlof voor de periode van 16 juli 2019 tot en met 18 juli 2019. De directeur heeft deze verlofaanvraag op 11 juli 2019 afgewezen. Aangezien klagers strafrestant ten tijde van de verlofaanvraag minder dan drie maanden bedroeg, is niet voldaan aan de eisen die artikel 14 van de Regeling stelt aan het verlenen van algemeen verlof. De beslissing van de directeur om klagers verlofaanvraag af te wijzen, kan daarom niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagrechter zal worden bevestigd met verbetering van de gronden.

2.             De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met verbetering van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J.A.M. de Wit, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.G. Bikker, secretaris, op 22 november 2019.

                secretaris               voorzitter

Naar boven