Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-19/2614/SGA, 28 november 2019, schorsing
Uitspraakdatum:28-11-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          : S-19/2614/SGA

Betreft : [verzoeker]   datum: 28 november 2019

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van […], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichting Alphen te Alphen aan den Rijn.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 23 november 2019, inhoudende de oplegging van een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, ingegaan op 23 november 2019 om 13:40 uur en eindigend op 30 november 2019 om 13:40 uur, wegens een positieve score op softdrugs bij een urinecontrole.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het bericht van de commissie van toezicht van 27 november 2019 dat het verzoekschrift in behandeling wordt genomen als klaagschrift alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 28 november 2019.

1.         De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Uit de inlichtingen van de directeur, waaronder het schriftelijk verslag van

23 november 2019, komt naar voren dat verzoeker positief scoorde op softdrugs (439 op ‘benzo’ en 58 op cannabis) bij het herhalingsonderzoek van de urinecontrole van 13 november 2019. Verzoeker stelt dat hij positief scoorde op cannabis, omdat een medegedetineerde een grap met hem heeft uitgehaald en hem spacecake liet eten. Verzoeker begrijpt dat hij hiervoor disciplinair gestraft wordt, maar stelt dat de disciplinaire straf maximaal drie dagen had mogen duren. Voorts stelt verzoeker dat hij positief scoorde op benzodiazepine, omdat hij verkeerde medicatie verstrekt kreeg van het personeel. Volgens verzoeker is hij door de bestreden beslissing zijn baan in de gedetineerdencommissie kwijt en komt hij op de wachtlijst voor de arbeid te staan, omdat de duur van de straf de vijf dagen te boven gaat.

Uit de thans geldende Sanctiekaart 2019 volgt dat voor een positieve score op softdrugs een disciplinaire straf kan worden opgelegd van maximaal vijf dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel. De voorzitter overweegt dat verzoeker positief heeft gescoord op softdrugs bij één urinecontrole. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter heeft de directeur in redelijkheid een disciplinaire straf kunnen opleggen voor dit strafwaardige gedrag van verzoeker. Echter, de directeur heeft – voorlopig oordelend – in de beslissing niet gemotiveerd waarom een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel is opgelegd en dus ten nadele van verzoeker is afgeweken van de voornoemde Sanctiekaart. De voorzitter volgt de directeur niet in de stelling, die pas in de reactie op het verzoekschrift naar voren is gebracht, dat benzodiazepine wordt aangemerkt als harddrug. Gelet op het vorenstaande is de bestreden beslissing naar het voorlopig oordeel van de voorzitter onredelijk en onbillijk voor zover deze de duur van vijf dagen te boven gaat en zijn termen aanwezig voor toewijzing van het verzoek.

2.         De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing van de directeur met onmiddellijke ingang tot het moment dat de beklagcommissie op het onderliggende klaagschrift zal hebben beslist.

Aldus gedaan door mr. M. Keppels, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S.C. Vogel, secretaris, op 28 november 2019.

secretaris                                voorzitter

Naar boven