Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-19/2612/SGA, 28 november 2019, schorsing
Uitspraakdatum:28-11-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          : S-19/2612/SGA

Betreft : [verzoeker]   datum: 28 november 2019

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. A.P. Visser, namens […], verder verzoeker te noemen, verblijvende in het detentiecentrum Rotterdam.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 26 november 2019, inhoudende de oplegging van een disciplinaire straf van tien dagen opsluiting in een strafcel, ingegaan op 26 november om 7:40 uur en eindigend op 6 december 2019 om 7:40 uur, wegens het medeverantwoordelijk zijn voor het hebben van contrabande op zijn meerpersoonscel (mpc).

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 26 november 2019 (DT-2019-000108) alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 27 november 2019.

1.         De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Verzoeker ontkent dat de aangetroffen telefoon van hem is, dat hij er gebruik van heeft gemaakt en dat hij van het bestaan op de hoogte was. Volgens verzoeker heeft zijn celgenoot dit bevestigd. Voorts stelt verzoeker dat de opgelegde disciplinaire straf disproportioneel is vanwege het cumulatieve karakter. Verzoeker zit namelijk al een disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in een strafcel uit die op 27 november 2019 zou eindigen. Volgens verzoeker dient terughoudend omgegaan te worden met cumulatie van disciplinaire straffen en hiervoor wordt verwezen naar jurisprudentie van de beroepscommissie.

Uit de inlichtingen van de directeur, waaronder het schriftelijk verslag van 25 november 2019, komt naar voren dat in een geprepareerd paar schoenen een telefoon (rechterschoen) en een usb-kabel (linkerschoen) zijn aangetroffen. Tussen de speelkaarten werd een simkaart aangetroffen. De directeur geeft aan dat verzoekers celgenoot meteen heeft toegegeven dat de schoenen van hem waren.

De voorzitter overweegt dat in beginsel alle in een mpc verblijvende gedetineerden verantwoordelijk kunnen worden gehouden voor de vondst van contrabande in die cel, tenzij de betrokken gedetineerde geen weet heeft of kon hebben van het voorhanden hebben van de aangetroffen contrabande. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter is onvoldoende aannemelijk geworden dat verzoeker kennis heeft gehad van de aanwezigheid van de contrabande in de mpc, nu de telefoon en usb-kabel in de schoenen van zijn celgenoot zaten en in het schriftelijk verslag weinig is vermeld over de feitelijke situatie van de vondst van de schoenen en de simkaart in het kaartspel. Dit geldt temeer nu de contrabande in de mpc is aangetroffen op het moment dat verzoeker reeds ruim een week in een strafcel verbleef. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter kan verzoeker dan ook niet zonder meer verantwoordelijk worden gehouden voor de in de mpc aangetroffen contrabande en is de opgelegde straf onredelijk, althans onvoldoende gemotiveerd. Gelet daarop  zijn er termen aanwezig voor toewijzing van het verzoek.

2.         De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing van de directeur met onmiddellijke ingang tot het moment dat de beklagcommissie op het onderliggende klaagschrift zal hebben beslist.

Aldus gedaan door mr. M. Keppels, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S.C. Vogel, secretaris, op 28 november 2019.

secretaris                                voorzitter

Naar boven