Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-19/2568/SGA, 15 november 2019, schorsing
Uitspraakdatum:15-11-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          : S-19/2568/SGA

Betreft : [verzoeker]   datum: 15 november 2019

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. J. Vermaat, namens […], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichting Alphen te Alphen aan den Rijn.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 7 november 2019, inhoudende de terugplaatsing van verzoeker in het basisprogramma (degradatiebeslissing).

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 14 november 2019 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 14 november 2019.

1.         De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Bij het nemen van een degradatiebeslissing dient de directeur volgens vaste rechtspraak van de beroepscommissie niet alleen het gedrag dat leidt tot de bestreden beslissing te noemen, maar ook het structurele (waaronder het positieve) gedrag en dient hij een belangenafweging te maken die voor verzoeker en voor de (voorzitter van de) beroeps-en de beklagcommissie kenbaar is. Uit de inlichtingen van de directeur, waaronder van de bestreden beslissing, volgt dat de degradatiebeslissing is genomen naar aanleiding van verzoekers “rode” gedrag. Hierbij is benoemd dat verzoeker zich niet heeft gehouden aan de voorwaarden tijdens zijn verblijf in een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) nu hij op 2 augustus 2019 en 21 oktober 2019 positief scoorde bij een urinecontrole. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter voldoet de beslissing van de directeur niet aan de daaraan gestelde vereisten nu daarin louter het hierboven vermelde gedrag van verzoeker wordt genoemd maar geen inhoudelijke belangenafweging valt te lezen. In de bestreden beslissing wordt in het geheel niet gesproken over “oranje” en “groen” gedrag, er wordt slechts vermeld “niet van toepassing”. Het D&R-plan, waarnaar in de beslissing wordt verwezen, is niet bij de beslissing gevoegd. De belangenafweging van de directeur voldoet naar het voorlopig oordeel van de voorzitter niet aan de daaraan gestelde vereisten en kan daarom de bestreden beslissing niet dragen. Het verzoek zal worden toegewezen.

2.         De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing van de directeur met onmiddellijke ingang tot het moment dat de beklagcommissie op het onderliggende klaagschrift zal hebben beslist.

Aldus gedaan door mr. R.H. Koning, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S.C. Vogel, secretaris, op 15 november 2019.

secretaris                                voorzitter

Naar boven