Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-19/2542/SGA, 15 november 2019, schorsing
Uitspraakdatum:15-11-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          : S-19/2542/SGA

Betreft : [verzoeker]   datum: 15 november 2019

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. V. Poelmeijer, namens […], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichting (p.i.) Middelburg.

Verzoeker vraagt de Raad

a.         de directie op te dragen een beslissing te nemen gezien herhaaldelijk is verzocht en tot op heden geen beslissing is genomen verzoeker te plaatsen in het plusregime;

b.         de beslissing van de directie verzoeker op cel te plaatsen gedurende de arbeidsuren te schorsen en te bepalen dat verzoeker gedurende die tijden niet zal worden ingesloten.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 8 november 2019 (kenmerk MB-2019-000334) alsmede een nadere toelichting van de raadsman van 11 november 2019 en de schriftelijke inlichtingen van de directeur ontvangen op 11 november 2019.

1.         De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing.

Ten aanzien van a.

De voorzitter overweegt dat verzoeker niet gebaat is bij een enkele beslissing tot schorsing, omdat dit niet kan leiden tot de door verzoeker gewenste situatie, namelijk plaatsing in het plusprogramma. Daarvoor zou tevens nodig zijn een beslissing als bedoeld in artikel 68, derde lid, sub a of b, van de Pbw. Voor een dergelijke beslissing is in de schorsingsprocedure geen ruimte.

Gelet op vorenstaande concludeert de voorzitter dat de aard van de bestreden beslissing zich niet leent voor schorsing. De voorzitter komt derhalve aan een verdere beoordeling van de beslissing niet toe. Het verzoek zal in zoverre worden afgewezen.

Ten aanzien van b.

Namens verzoeker wordt gesteld dat hij geen arbeid hoeft te verrichten, omdat hij de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt. Volgens verzoeker dient hij daarom gelijk gesteld te worden met arbeidsongeschikten en niet te worden ingesloten tijdens de arbeidsuren. Uit de inlichtingen van de directeur komt naar voren dat binnen het gevangeniswezen de Pbw geldt en dat deze geen pensioengerechtigde leeftijd kent.

Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter volgt uit de stukken dat verzoeker de pensioengerechtigde leeftijd heeft en niet verplicht is tot het verrichten van arbeid. Uit artikel 21 van de Pbw en paragraaf 2.1 van de huisregels van de p.i. Middelburg volgt dat indien een gedetineerde niet deelneemt aan een activiteit, zoals arbeid, deze gedetineerde wordt ingesloten. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter is – ondanks het feit dat verzoeker niet verplicht is arbeid te verrichten – de beslissing om verzoeker in te sluiten gedurende arbeidsuren, niet onredelijk of onbillijk. Het verzoek zal in zoverre worden afgewezen.

2.         De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gedaan door mr. R.H. Koning, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S.C. Vogel, secretaris, op 15 november 2019.

secretaris                                voorzitter

Naar boven