Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4090/GA, 03 oktober 2019, beroep
Uitspraakdatum:03-10-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Luchten  v

nummer:          R-19/4090/GA

betreft: [klager]                                    datum: 3 oktober 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. V.P.J. Tuma, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 6 juni 2019 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting Grave, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. De beroepscommissie heeft de directeur in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn opvolgend raadsman mr. M.A. Prins om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de omstandigheid dat klager tijdens zijn verblijf in de isoleercel niet in de gelegenheid zou zijn gesteld om te luchten (GO 2019/294). De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard met als onderbouwing dat klager in de ochtend heeft geweigerd om te worden gelucht en dat klager de volgende dag wel heeft gelucht. Klager acht dit ontoereikend. Indien het om uiteenlopende redenen niet mogelijk blijkt om een gedetineerde eerder op de dag te luchten, dan moet op zijn minst de kans worden geboden om dit later op de dag alsnog te doen. Het recht om te luchten wordt niet adequaat gediend door slechts een beperkte optie te bieden waarmee dit recht kan worden geëffectueerd. De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De stelling dat het niet mogelijk was om klager te laten luchten is onjuist. Klager is wel degelijk een luchtmoment aangeboden en is in de gelegenheid gesteld om te luchten, maar klager heeft er zelf voor gekozen om hier geen gebruik van te maken. Voor het overige persisteert de directeur bij het verweerschrift van 3 juni 2019.

3.         De beoordeling
In de aanvulling van de beroepsgronden door de opvolgend raadsman wordt niet betwist dat klager in de gelegenheid is gesteld om in de ochtend van 17 april 2019 te luchten, maar dat het - om niet in het beroepschrift toegelichte reden - op dat moment voor klager niet mogelijk was en dat derhalve een andere mogelijkheid had moeten worden geboden. Gezien de inhoud van het dossier en hetgeen namens klager is aangevoerd, stelt de beroepscommissie als onweersproken vast dat klager in de ochtend van 17 april 2019 in de gelegenheid is gesteld om te luchten. Nu klager, om welke reden dan ook, er zelf voor heeft gekozen om geen gebruik te maken van dat luchtmoment kan de directeur niet zonder onderbouwing worden tegengeworpen dat klager niet later op de dag alsnog een luchtmoment is geboden. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie dan ook niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. D. van der Sluis en mr. J.W. Wabeke, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.S. Ferenczy, secretaris, op 3 oktober 2019.  

 

secretaris        voorzitter

 

Naar boven