Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/3163/GB, 31 juli 2019, beroep
Uitspraakdatum:31-07-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer:         R-19/3163/GB

Betreft:            [klager]                                    datum: 31 juli 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S.G.H. van der Kamp, namens […], verder te noemen klaagster, gericht tegen een op 11 maart 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), en van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klaagsters verzoek tot overplaatsing naar gevangenis van de locatie Ter Peel te Sevenum afgewezen.

2.         De feiten
Klaagster is sedert 17 maart 2014 gedetineerd. Zij verblijft in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Zwolle.

3.         De standpunten
3.1.      Door en namens klaagster is het beroep als volgt – zakelijk en samengevat weergegeven – toegelicht.
Klaagster verzoekt hetgeen zij en haar raadsman mr. D.M. Penn in R-19/3450/GA (betreffende het handelen van haar casemanager) naar voren hebben gebracht, in het onderhavige beroep als herhaald en ingelast te beschouwen. Klaagster heeft om overplaatsing verzocht naar de locatie Ter Peel vanwege onder meer het verstoken zijn van bezoek, haar medische toestand en het contact met haar partner. Daar kwam bij dat klaagster in het verleden problemen heeft gehad met medegedetineerde W. en W. in november 2018 ook in de p.i. Zwolle werd geplaatst. Klaagster is W. meermalen ongewild tegengekomen. Daarbij voelde klaagster zich onveilig en niet weerbaar. Klaagster heeft naar aanleiding van een incident tussen haar en medegedetineerden W. en D. de directeur verzocht maatregelen te treffen. Dat is niet gebeurd. Haar beklag hierover heeft de beklagcommissie gegrond verklaard. Hieruit blijkt afdoende dat de directeur klaagsters veiligheid onvoldoende heeft gewaarborgd. Klaagsters vertrouwen in de inrichting is hierdoor beschadigd. De omstandigheid dat gedetineerden W. en D. thans niet langer in de p.i. Zwolle verblijven, doet niets af aan het feit dat dit wel een grond voor overplaatsing was. Klaagster is in hoger beroep veroordeeld tot 14 jaar gevangenisstraf en tbs. Zij heeft beroep in cassatie ingesteld. Op haar afdeling is zij de enige langgestrafte. De afdeling is druk en onrustig, terwijl klaagster behoefte heeft aan structuur en rust. Zij heeft geen gelijkgestemden op de afdeling. Zij weet uit ervaring dat in de locatie Ter Peel de afdelingssamenstelling anders is en bij plaatsing meer rekening wordt gehouden met het strafrestant van gedetineerden. Klaagster ontvangt nauwelijks bezoek in de p.i. Zwolle. Af en toe ontvangt zij bezoek van haar moeder. Anders dan in de stukken is vermeld, verblijft haar moeder niet in het ziekenhuis, maar is zij afgelopen jaar geopereerd. Vanwege haar problematiek kan ze maar eens in de zoveel tijd bij klaagster op bezoek komen. De afstand maakt dan niet uit. Binnen de omgeving van de locatie Ter Peel is klaagsters netwerk groter en is de afstand voor haar overige bezoekers beter te overbruggen. Voor zover klaagster volgens de Minister om veiligheidsredenen niet in Ter Peel geplaatst zou kunnen worden, voert zij aan dat niet gebleken is dat voor haar een hoger beveiligingsniveau zou gelden dan voor andere gedetineerden. Hoewel de omtrekbeveiliging van de locatie Ter Peel niet optimaal zou zijn, verblijven in de locatie Ter Peel ‘gewone’ gedetineerden. Klaagster zit ook nog in een rolstoel. Klaagster begrijpt niet waarom zij niet welkom is de locatie Ter Peel. Bovendien zijn de werkzaamheden aan de omtrekbeveiliging inmiddels weer afgerond. Voor zover wordt verwezen naar een eerdere ontsnappingspoging uit de locatie Ter Peel in 2016, als gevolg waarvan klaagster op de afdeling voor beheersproblematische gedetineerden (bpg-afdeling) van de p.i. Vught werd geplaatst, voert klaagster aan dat deze informatie achterhaald is. Zij verwijst daartoe naar de uitspraak van de beroepscommissie in RSJ 19 oktober 2016, 16/2868/GB. Er is geen sprake van een veiligheidsrisico of beheersproblematiek. Evenmin was sprake van een ernstige ontsnappingspoging. Ten slotte heeft klaagster overplaatsing verzocht, omdat haar partner, met wie zij verloofd is, in de p.i. Ter Peel verblijft. Dit vormde echter niet de hoofdreden van klaagsters verzoek tot overplaatsing. Tijdens klaagsters eerdere verblijf in de locatie Nieuwersluis waren zij en haar partner celgenoten. Destijds is klaagster overgeplaatst vanwege kennelijk ongewenst gedrag. Aantijgingen hierover zijn echter nimmer geconcretiseerd en klaagster herkent het gedrag zoals omschreven niet. Bovendien is er ook geen reden aan te nemen dat gelijksoortig gedrag als verweten zal ontstaan, indien klaagster en haar partner op verschillende afdelingen worden geplaatst. Klaagster en haar partner hebben er alle reden toe om ervoor te zorgen dat zij niet nog eens uit elkaar worden geplaatst. Juist de eerdere overplaatsingen naar verschillende inrichtingen en afdelingen hebben voor onrust gezorgd. Uit de detentiegeschiedenis van klaagster valt overigens op te maken dat zij zich gedurende haar verblijf in inrichtingen hoofdzakelijk naar behoren gedragen heeft. Klaagster verzoekt om mondelinge behandeling van haar beroep.

3.2.      Namens de Minister is de afwijzing van genoemd verzoek als volgt – zakelijk en samengevat weergegeven – toegelicht.
De directeur van de p.i. adviseert negatief op klaagsters verzoek. Klaagster stelde dat het ‘hoofd D&R’ van de locatie Ter Peel had gezegd dat geen bezwaar bestaat tegen klaagsters komst naar de locatie Ter Peel. Dit bleek (na navraag) echter niet op waarheid te berusten. Daarnaast meldde de locatie Ter Peel dat momenteel de omtrekbeveiliging wordt vervangen, waardoor de beveiliging niet optimaal is. Klaagster heeft in 2016 tijdens haar verblijf in de locatie Ter Peel een ernstige ontsnappingspoging ondernomen, waarna zij direct is overgeplaatst naar de bpg-afdeling van de p.i. Vught. Gelet op deze eerdere verstoring van de orde, rust en veiligheid ziet de locatie Ter Peel geen mogelijkheid klaagster op te nemen in de inrichting. Klaagster zal worden besproken in het multidisciplinair overleg, zodra de beveiliging weer in orde is, teneinde te bezien of eventuele plaatsing van klaagster in de toekomst mogelijk is. Voorts stelt de directeur van de p.i. Zwolle dat klaagster serieus wordt genomen in haar onbehagen over de komst van gedetineerde W. in de inrichting. Daarentegen bestaan er geen aanwijzingen of vermoedens dat W. het op klaagster heeft gemunt. Gelet hierop en op het feit dat klaagster recent is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 jaar en tbs, komt zij momenteel niet in aanmerking voor plaatsing in de locatie Ter Peel.
Voorts is in de beslissing meegewogen dat klaagster sinds 15 mei 2018 in de p.i. Zwolle verblijft, omdat zij en haar eveneens gedetineerde partner in de locatie Nieuwersluis een zeer negatieve invloed hadden op de sfeer op de leefafdeling. Medegedetineerden voelden zich bedreigd, geïntimideerd en niet vrij deel te nemen aan het programma. Klaagsters partner verblijft momenteel in de locatie Ter Peel. Gezien de eerdere negatieve ervaringen in de locatie Nieuwersluis heeft de locatie Ter Peel te kennen gegeven het zeer onwenselijk te vinden, als klaagster in dezelfde inrichting als haar partner wordt geplaatst. Klaagster is in de p.i. Zwolle niet verstoken van bezoek. Momenteel is haar moeder niet in staat haar te bezoeken vanwege een ziekenhuisopname. Gedetineerde W. en gedetineerde D. zijn sinds april 2019 niet langer gedetineerd.

4.         De beoordeling
4.1  Namens klaagster is verzocht haar beroep mondeling toe te lichten. De beroepscommissie wijst dit verzoek, dat niet is onderbouwd, af, omdat zij zich op basis van de stukken voldoende ingelicht acht om op het beroep te beslissen. Zij heeft op verzoek van klaagster hetgeen is aangevoerd in klaagsters beroep gericht tegen het handelen van haar casemanager, R-19/3450/GA, betrokken bij de behandeling.

4.2  Klaagster heeft om overplaatsing verzocht naar de locatie Ter Peel om met name – zo begrijpt de beroepscommissie – bezoekredenen, de samenstelling van de leefafdeling in de p.i. Zwolle, de omstandigheid dat zij zich bedreigd voelde door medegedetineerden W. en D. en de omstandigheid dat haar partner in de locatie Ter Peel verblijft. Vast staat dat de directeur van de p.i. Zwolle op 19 februari 2019 negatief heeft geadviseerd op klaagsters verzoek. Uit de stukken volgt dat gedetineerden W. en D. niet langer in de p.i. Zwolle verblijven. De beroepscommissie gaat daarom voorbij aan wat hierover is aangevoerd. Voor zover de Minister heeft aangevoerd dat klaagster niet in de locatie Ter Peel kan worden geplaatst vanwege werkzaamheden aan de omtrekbeveiliging van de locatie Ter Peel, blijkt uit de stukken niet dat bij klaagster, die momenteel in een rolstoel zit, een hoger beveiligingsniveau vereist is dan bij andere – in de locatie Ter Peel verblijvende – gedetineerden. Voor zover wordt verwezen naar een eerdere ontvluchtingspoging van klaagster, verwijst de beroepscommissie naar RSJ 19 oktober 2016, 16/2868/GB. Daarin is overwogen dat niet zonder meer kan worden vastgesteld welke rol klaagster heeft gehad bij de vermeende poging de inrichting te ontvluchten. Voorts is niet gemotiveerd waarom klaagster vanwege haar veroordeling in hoger beroep tot 14 jaar gevangenisstraf en tbs niet in de gevangenis van de locatie Ter Peel geplaatst zou kunnen worden. Gelet hierop acht de beroepscommissie onvoldoende gemotiveerd dat plaatsing van klaagster in de locatie Ter Peel vanwege het beveiligingsniveau niet mogelijk is. Bovendien volgt uit hetgeen klaagster heeft aangevoerd, dat de werkzaamheden aan de omtrekbeveiliging zijn afgerond. Met betrekking tot het verblijf van klaagsters partner in de locatie Ter Peel overweegt de beroepscommissie dat klaagster tijdens een eerder verblijf in de locatie Nieuwersluis met haar partner op een cel verbleef. Op basis van de stukken is aannemelijk dat klaagster en haar vriendin een grote invloed hadden op de negatieve sfeer op de leefafdeling. Dat heeft geleid tot overplaatsing van klaagster naar een andere inrichting. De locatie Ter Peel heeft te kennen gegeven plaatsing van klaagster, ook vanwege het verblijf van haar partner in de locatie Ter Peel, momenteel onwenselijk te achten. Dit gegeven maakt – in combinatie met de omstandigheid dat niet gebleken is dat klaagster in de p.i. Zwolle verstoken is van bezoek en zij niet nader onderbouwd heeft waarom het voor haar netwerk (met uitzondering van haar moeder) niet mogelijk zou zijn haar in de p.i. Zwolle te bezoeken – dat de beslissing van de Minister niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5.         De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W. F. Korthals Altes, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. J.W. Wabeke, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 31 juli 2019                                 

 

 

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven