Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-19/2534/SGA, 8 november 2019, schorsing
Uitspraakdatum:08-11-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer            : S-19/2534/SGA

Betreft    : [verzoeker]                                                                          datum: 8 november 2019

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van […], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde locatie van 30 oktober 2019, inhoudende de oplegging van negen toezichtmaatregelen in het kader van verzoekers plaatsing en status op de lijst van gedetineerden met een vlucht- /maatschappelijk risico (GVM-lijst), ingaande op 30 oktober 2019 en eindigend op 30 november 2019.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van de schriftelijke mededeling van de commissie van toezicht van 7 november 2019 dat het schorsingsverzoek tevens als  klaagschrift is aangemerkt alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 7 november 2019.

De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Uit de stukken komt naar voren dat bij beslissing van 30 oktober 2019 aan verzoeker een negental toezichtmaatregelen zijn opgelegd in het kader van zijn plaatsing op de GVM-lijst. Door verzoeker is aangevoerd dat hij niet (volledig) is gehoord door de directeur voorafgaand aan het nemen van de bestreden beslissing. De directeur stelt dat aan verzoeker de status ´verhoogd´ is toegekend door het Operationeel Overleg en dat hij daarom, conform de circulaire ´Beleid gedetineerden met vlucht/maatschappelijk risico´, niet gehoord hoefde te worden.

De voorzitter overweegt als volgt.

Ten aanzien van het opleggen van toezichtmaatregelen geldt, op grond van jurisprudentie van de beroepscommissie, het volgende. a. Er moet sprake zijn van een noodzaak voor het opleggen van de onderhavige toezichtmaatregelen; b. De directeur dient de gedetineerde voorafgaand aan de beslissing te horen; c. De directeur dient een eigen belangenafweging te maken en kan zijn beslissing niet slechts baseren op de plaats en status van verzoeker op de GVM-lijst; en d. De directeur dient een maandelijkse toets te plegen ten aanzien van de noodzaak van voortduring van de maatregelen.

De voorzitter overweegt dat uit de schriftelijke inlichtingen van de directeur en de bestreden beslissing blijkt dat verzoeker niet is gehoord. Voor het maken van een eigen belangenafweging door de directeur is het horen van de betreffende gedetineerde daarvoor van wezenlijk belang. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter is daarom de totstandkoming van de bestreden beslissing onvoldoende zorgvuldig geweest. Het verzoek zal daarom worden toegewezen.  

De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing van de directeur met onmiddellijke ingang tot het moment dat de beklagcommissie op het onderliggende klaagschrift zal hebben beslist.

Aldus gedaan door mr. A.M.G. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van J.A. van der Veen, secretaris, op 8 november 2019.

secretaris                                         voorzitter

Naar boven