Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/2634/TB, 13 mei 2019, beroep
Uitspraakdatum:13-05-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-18/2634/TB

betreft: [klager]                                    datum: 13 mei 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. G.I.H. Schulte, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een beslissing van 7 januari 2019 van de Minister voor Rechtsbescherming, verder te noemen verweerder, alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing. De beroepscommissie heeft verweerder in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw mr. G.I.H. Schulte om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van de bestreden beslissing
Verweerder heeft beslist klager te plaatsen in FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen.

2.         De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes jaar met aftrek en ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. De v.i.-datum is 10 oktober 2019. Op 9 oktober 2018 heeft het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP) op verzoek van verweerder een indicatiestelling TBS voor klager afgegeven. Klager is op 28 december 2018 gehoord over het voornemen klager te plaatsen in FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen. Verweerder heeft vervolgens op 7 januari 2019 beslist klager in die instelling te plaatsen. Klager verblijft in afwachting van zijn plaatsing op de pre-passantenafdeling van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught.

3.         De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager wil niet in FPC Dr. S. van Mesdag worden geplaatst omdat familie van de nabestaanden in Groningen woont en hij mogelijke confrontatie met hen wil vermijden. Bovendien woont zijn partner in Lelystad en is het voor klager belangrijk dat zij hem kan bezoeken. Dit was al lastig tijdens zijn verblijf in de p.i. Vught, maar bezoek zal vanwege de reisduur nog minder en/of van kortere duur zijn als klager in Groningen verblijft. Klager wil daarom het liefst in FPC Oostvaarderskliniek te Almere worden geplaatst. Klager voelt zich ook meer op zijn gemak in stedelijke gebieden in het midden/westen van het land, wat positief kan zijn voor zijn behandeling. Klager vindt het niet zinvol opnieuw intelligentietesten te doen. Als hij op een locatie voor SGLVB dient te verblijven, heeft FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen wel zijn voorkeur boven de andere door verweerder genoemde instellingen. Klager kon zich echter in de p.i. Lelystad en p.i. Zwolle handhaven en ontwikkelen tussen een reguliere bevolking. Klager voelt zich ook het prettigst bij ‘normale’ mensen en heeft in detentie algemene werknemersvaardigheden opgedaan waarna hij meewerkend voorman en uiteindelijk voorman is geworden. Namens verweerder is inzake het beroep het volgende standpunt ingenomen.
Klagers plaatsing is in overeenstemming met het geldende plaatsingsbeleid. Klager is door het NIFP geïndiceerd voor een SGLVB FPC met beveiligingsniveau 4. Daardoor kan hij alleen geplaatst worden in FPC Dr. S. van Mesdag, FPC De Kijvelanden en FPC De Rooyse Wissel. Eerstgenoemd FPC ligt het dichtste in de regio van klagers sociale netwerk (Lelystad). Er is niet gebleken van een contra-indicatie voor plaatsing in deze instelling. De directe nabestaanden wonen niet in de regio Groningen. Vanuit de pre-passantenafdeling wordt toegewerkt naar plaatsing in FPC Dr. S. van Mesdag.

4.         De beoordeling
Bij de plaatsing van ter beschikking gestelden dient verweerder op grond van artikel 6.2 van de Wet forensische zorg in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt;
b) de eisen die de verlening van forensische zorg aan de forensische patiënt gezien de aard van de bij hem geconstateerde psychische stoornis of verstandelijke beperking stelt, en
c) de forensische zorgbehoefte en het beveiligingsniveau zoals opgenomen in de indicatiestelling.
Uitgangspunt van het Beleidskader plaatsing TBS dwang 13 juli 2018 is dat de ter beschikking gestelde geplaatst wordt in een instelling binnen de eigen regio op basis van een door het NIFP gegeven indicatiestelling. Vast staat dat klager volgens de door het NIFP gegeven indicatiestelling in een FPC moet worden geplaatst waar tbs-gestelden met SGLVB-indicatie kunnen worden behandeld en sprake is van beveiligingsniveau 4. Naar verweerder heeft verklaard, kan klager op grond daarvan alleen in de instellingen FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen, FPC De Kijvelanden te Poortugaal en FPC De Rooyse Wissel te Venray worden geplaatst. Eerstgenoemde instelling ligt het dichtst in de buurt van de woonplaats van klagers partner. Niet is gebleken van een contra-indicatie voor plaatsing in die instelling. Klager heeft weliswaar aangevoerd dat familieleden van nabestaanden in Groningen wonen, maar confrontatie met de directe nabestaanden is niet aannemelijk nu deze volgens verweerder niet in Groningen wonen. Onder deze omstandigheden kan geen zwaarderwegend belang worden gehecht aan hetgeen klager verder in beroep heeft aangevoerd. Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen is de bestreden beslissing niet in strijd met de wet en kan deze, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5.         De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. R.M. Maanicus, voorzitter, mr. M.J.H. van den Hombergh en mr. drs. L.C. Mulder, leden,  in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 13 mei 2019.          

 

            secretaris                                 voorzitter                   

 

 

 

 

 

Naar boven