Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/2069/GA, 20 juni 2019, beroep
Uitspraakdatum:20-06-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Bezoek  v

 

nummer:          R-18/2069/GA

betreft: [klager]                                    datum: 20 juni 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. F.L.C. Schoolderman, namens [...], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 11 oktober 2018 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. De beroepscommissie heeft de directeur in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsman voornoemd, om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:          

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het aantal bezoekers dat klager per maand mag wijzigen (klachtnummer VU 2018/001137). De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klagers klacht is op onjuiste gronden niet-ontvankelijk verklaard. De beperkingen die de p.i. Vught stelt aan het maximale aantal personen op de bezoekerslijst, alsook het maximaal toegestaan aantal wijzigingen, is niet in lijn met het landelijk beleid en strijdig met de nationale regelgeving. Op grond van artikel 38, tweede lid, van de Pbw kan het aantal tegelijkertijd tot de gedetineerde toe te laten personen worden beperkt, indien dit noodzakelijk is in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting. Analoge toepassing van deze bepaling impliceert dat er - in tegenstelling tot hetgeen door de directeur wordt gesteld - zwaarwichtige redenen nodig zijn om beperkingen aan het fundamentele recht op bezoek op te leggen. Hiervan is geen sprake. De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager stelt zich op het standpunt dat artikel 38, tweede lid, van de Pbw analoog toegepast dient te worden. De regeling omtrent het aantal personen op de bezoekerslijst is van een andere aard dan de wettelijke bepaling omtrent het toelaten van het aantal personen op een bezoekmoment. Artikel 38, tweede lid, van de Pbw ziet op het daadwerkelijke bezoekmoment en de klacht van klager ziet op de administratieve bezoeklijst. Het door klager gestelde, te weten dat de regeling in strijd is met het landelijk beleid, is dan ook onjuist. Artikel 5 van de Pbw geeft aan dat de directeur de huisregels voor de inrichting vaststelt, met behulp van de Regeling model huisregels penitentiaire inrichtingen.

3.         De beoordeling
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. De beroepscommissie overweegt daarbij dat de regel dat een gedetineerde vijf bezoekers per maand mag wijzigen op zijn bezoekerslijst niet in strijd is met een hogere regeling, meer in het bijzonder niet met artikel 38, tweede lid, van de Pbw, waarin is geregeld dat het aantal tegelijkertijd tot de gedetineerde toe te laten bezoekers kan worden ingeperkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, J. Schagen MA en mr. T.B. Trotman, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 20 juni 2019.                                  

 

secretaris        voorzitter

 

 

Naar boven