Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/1716/TB, 31 mei 2019, beroep
Uitspraakdatum:31-05-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          R-18/1716/TB

betreft: [klager]           datum: 31 mei 2019

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. D.N.A. Brouns, namens […], verder te noemen klager,  gericht tegen een beslissing van 31 augustus 2018 van de Minister voor Rechtsbescherming, verder te noemen verweerder, alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 23 april 2019, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door mr. V.S. Nolet, de kantoorgenoot van zijn raadsvrouw mr. S. Marjanović,, en namens verweerder […], werkzaam bij de Dienst Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Justitie en Veiligheid. 

Als toehoorders waren aanwezig […] en […] , beiden werkzaam bij de Dienst Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Justitie en Veiligheid.

 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

Verweerder heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar FPC Van der Hoeven Kliniek te Utrecht of FPC De Kijvelanden te Poortugaal afgewezen.

 

2.         De feiten

Klager is bij onherroepelijk geworden uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van

1 september 2015 ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Hij is bij beslissing van 29 maart 2017 geplaatst in FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen. Op 19 juli 2018 heeft klager verzocht hem over te plaatsen naar FPC Van der Hoeven Kliniek of FPC De Kijvelanden.

 

3.         De standpunten

Door klager is het beroep als volgt toegelicht. 

Klager zit al meer dan twee jaar in FPC Dr. S. van Mesdag en heeft daar geen vooruitgang geboekt ondanks dat hem therapie is aangeboden en hij deze therapie heeft gevolgd. Momenteel gebruikt klager geen medicatie omdat hij daartegen is.

De inrichting probeert meteen dwangbehandeling toe te passen maar het is een kwestie van vertrouwen. Ongeveer anderhalve maand geleden heeft een medeverpleegde, terwijl klager in gesprek was met een sociotherapeut, klagers deur ingetrapt en zijn tanden stukgeslagen. Het lijkt of de behandelaar dit in de doofpot wil stoppen. Klager is na het incident overgeplaatst naar een afdeling waar het tien keer erger is. De dader loopt gewoon rond en heeft verlof. Klager heeft aangifte gedaan.

Op de vraag waarom klagers behandeling niet van de grond komt, heeft klager geantwoord dat hij in gesprek gaat over wat er is gebeurd en dat de behandelcoördinator dan aangeeft dat het persoonlijk is geworden en dat klager aan de medicatie moet. Klager vertrouwt de inrichting niet meer. Bepaalde behandelaren zijn blijkbaar heel blij met wat er is gebeurd. Hij vraagt zich af wat hij heeft misdaan. Hij werkt bij de bibliotheek en de repro en heeft een vol dagprogramma met beeldende therapie, muziektherapie, PMT en gesprekken met de psycholoog. In het behandelplan staan dingen waarvan klager zich afvraagt hoe ze er bij komen. Er hebben gesprekken plaats gevonden met klager, zijn advocaat, psychiater, behandelcoördinator en klagers oudere broer om uit te leggen waarom de inrichting dwangmedicatie wil inzetten.

Klager heeft nog nooit (dwang)medicatie gehad en wil geen medicijnen.

De onafhankelijk deskundige zag geen psychoticus voor zich dus dwangmedicatie gaat niet gebeuren. Klager heeft continu gevraagd wat de problematiek is en wil daaraan werken.

Klager is een familiemens en wil dichter bij zijn netwerk in Alkmaar en Den Haag worden geplaatst. Zijn familie kan hem steunen. Zijn familie durft in FPC Dr. S. van Mesdag niet op bezoek te komen omdat klager daar in elkaar geslagen is. Ook is de inrichting te ver weg. Klager denkt in een andere inrichting niet dezelfde problemen te hebben. In andere inrichtingen hebben de mensen een andere mentaliteit. De manier van omgaan met mensen in Groningen is niet menselijk.

Mr. Nolet heeft het beroep als volgt toegelicht

Er is duidelijk sprake van behandelimpasse. Het lukt in FPC Dr. S. van Mesdag niet om klagers behandeling van de grond te krijgen. De inrichting stelt dat klager achterdochtig is. Klager ontkent het delict. Er moet een andere manier te vinden zijn om klager te behandelen waar wel punten van overeenstemming over bestaan. Klager is bereid om hierover een gesprek te voeren. De vertrouwensbreuk is ontstaan door het incident dat recent heeft plaatsgevonden. Klager had al langere tijd ruzie met de medeverpleegde en had aangegeven dat het uit de hand liep. De inrichting wuift het incident een beetje weg en stelt niet te weten wat er is gebeurd. Dit is zorgelijk. Klager wordt niet serieus genomen.

Inmiddels wordt overwogen om dwangmedicatie toe te dienen. Dit is een ernstig middel. Er wordt geen agressie bij klager gezien. Dwangmedicatie is niet passend. Alternatief is om eerst te kijken of klager kan worden overgeplaatst. Een nieuwe frisse start kan misschien de behandelimpasse doorbreken.

Namens verweerder is inzake het beroep het volgende standpunt ingenomen.

Duidelijk is dat klager graag weg wil uit de inrichting en dat er inmiddels sprake is van een behandelimpasse. Dit laatste heeft de inrichting recent laten weten aan het ministerie. Nog bezien moet worden hoe hiermee om te gaan. Er wordt aan gedacht om dwangmedicatie toe te passen zodat klagers achterdocht verdwijnt.

Ten tijde van de bestreden beslissing op 31 augustus 2018 was de situatie anders.

Op dat moment werden nog mogelijkheden gezien om een delict gerelateerde therapie te starten met de inzet van medicatie. Er werden geen behandelinhoudelijke redenen gezien om klager op dat moment over te plaatsen naar een andere tbs-inrichting. Verwacht werd immers dat klager in een andere tbs-inrichting dezelfde dynamiek zou vertonen. Overplaatsing zou alleen vertragend kunnen werken. Het incident met de medeverpleegde had toen ook nog niet plaatsgevonden.

In november 2018 heeft multidisciplinair overleg plaatsgevonden en is een onafhankelijk psychiater benaderd die op dat moment geen voorstander was van dwangmedicatie maar naar voren heeft gebracht dat het van belang was om de situatie nog een half jaar aan te zien. Bedoeling was dat klager in dat half jaar vrijwillig medicatie zou gaan gebruiken. Mocht na afloop van die periode er geen bereidheid bij klager bestaan om medicatie in te nemen, dan zou opnieuw onafhankelijk onderzoek moeten plaatsvinden. De inrichting is momenteel naar behandelalternatieven aan het kijken om dwangbehandeling te vermijden en ziet nog perspectief. Aan de inrichting dient de gelegenheid te worden gegeven om nog stappen te zetten in klagers behandeling. Als klager op dit moment zou worden overgeplaatst, is de reële verwachting dat in de nieuwe inrichting hetzelfde geschiedt. Misschien zal in de toekomst wel de beslissing worden genomen om klager over te plaatsen.

De tbs-inrichtingen zitten overigens momenteel vol en hebben wachtlijsten.

 

4.         De beoordeling

Bij de overplaatsing van ter beschikking gestelden dient verweerder op grond van het ten tijde van de bestreden beslissing geldende artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:

a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en

b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Uitgangspunt van het Beleidskader plaatsing TBS dwang 13 juli 2018 is dat de ter beschikking gestelde zo mogelijk geplaatst wordt in een instelling binnen de eigen regio. Klager is afkomstig uit de regio Alkmaar.

Indien een ter beschikking gestelde al in een tbs-inrichting is geplaatst door verweerder wordt bij een verzoek om overplaatsing gekeken of overplaatsing behandelinhoudelijk geïndiceerd is. Ten tijde van de bestreden beslissing heeft verweerder inlichtingen ingewonnen bij FPC Dr. S. van Mesdag waaruit naar voren kwam dat op dat moment nog mogelijkheden werden gezien om een delict gerelateerde therapie te starten met de inzet van medicatie en dat er geen behandelinhoudelijke redenen werden gezien om klager op dat moment over te plaatsen naar een andere tbs-inrichting. Als klager ten tijde van de bestreden beslissing wel zou worden overgeplaatst, werd verwacht dat klager in de nieuwe tbs-inrichting zich wederom op dezelfde wijze ten opzichte van behandeling zou opstellen en dat klagers behandeling door de overplaatsing vertraging zou ondervinden.

Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen, kan de bestreden beslissing van

31 augustus 2018, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het belang van (de voortzetting van) klagers behandeling dient te prevaleren boven klagers voorkeur. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

Dat door de inrichting wordt erkend dat inmiddels wel sprake is van een behandelimpasse kan ter zake van de onderhavige beslissing niet tot een ander oordeel leiden.

 

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. R.M. Maanicus, voorzitter, drs. M.J. Selnick Marzullo en mr. T.B. Trotman, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 31 mei 2019.

                     

           

               

 

            secretaris                                 voorzitter                   

 

 

 

 

 

Naar boven