Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/1203/GA, 22 juli 2019, beroep
Uitspraakdatum:22-07-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

BZT  v

nummer:          R-18/1203/GA

 

betreft: [klager]            datum: 22 juli 2019

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. V.P.J. Tuma, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 3 juli 2018 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Almelo, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. V.P.J. Tuma om het beroep schriftelijk toe te lichten.

 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft de beslissing dat klager gedurende zes maanden geen bezoek zonder toezicht (BZT) mocht ontvangen (KA-2018-000109).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van klager en de directeur

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De uitspraak van de beklagcommissie is onbegrijpelijk, althans niet zonder meer toereikend gemotiveerd. Door klager op grond van twee eerdere voorvallen, waarvoor hij reeds een disciplinaire straf opgelegd had gekregen, BZT te ontzeggen voor de duur van zes maanden, wordt hij twee keer gestraft voor hetzelfde feit. Dit is in strijd met het ne bis in idem-beginsel.

De directeur verwijst in beroep naar zijn standpunt, zoals reeds is uiteengezet in het bij de beklagcommissie ingediende verweerschrift. De directeur stelt zich op het standpunt dat het beroep ongegrond dient te worden verklaard en dat de uitspraak van de beklagcommissie dient te worden bevestigd.

 

3.         De beoordeling

De ontzegging van BZT gedurende een bepaalde periode valt niet onder artikel 51, eerste lid, van de Pbw en kan derhalve niet worden aangemerkt als een disciplinaire straf.

Het niet mogen ontvangen van bezoek zonder toezicht is - in dit geval - een gevolg van de omstandigheid dat aan klager disciplinaire straffen zijn opgelegd. De beroepscommissie overweegt dat derhalve geen sprake is van een dubbele bestraffing.

Op grond van het bepaalde in artikel 38, eerste lid, van de Pbw heeft een gedetineerde het recht gedurende ten minste één uur per week op de in de huisregels vastgestelde plaatsen bezoek te ontvangen. In de huisregels wordt voorts regels gesteld omtrent het aanvragen van bezoek.

Op grond van het bepaalde in artikel 3.8.1 van de huisregels van de p.i. Almelo (zoals staat vermeld in zowel de oude als nieuwe huisregels) bepaalt de directeur of BZT wordt toegestaan, alsmede de duur van het BZT. Voorts staat daarin vermeld dat, indien een gedetineerde disciplinair wordt gestraft, het mogelijk is dat het bezoek zonder toezicht voor ten hoogste zes maanden wordt ingetrokken.

De directeur dient bij de beslissing of BZT aan een gedetineerde wordt toegestaan een individuele belangenafweging te maken. In het onderhavige geval heeft de directeur geoordeeld dat klagers gedrag, gelet op de opgelegde disciplinaire straffen van 9 maart 2018, 13 april 2018 en 17 april 2018 voor – onder meer – het bezit van een GSM, tablet en joint, het uitschelden van een personeelslid in de bezoekzaal en het roken tijdens het sportmoment, niet naar behoren is geweest en dat hij daarmee niet voldoet aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor BZT. Gelet op het voorgaande is de beroepscommissie van oordeel dat beslissing van de directeur onder de gegeven omstandigheden niet als onredelijk en onbillijk kan worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met verbetering van de gronden.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, J. Schagen MA en mr. T.B. Trotman, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E.M. Meekenkamp, secretaris, op 22 juli 2019.

   

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

Naar boven