Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/1197/GA, 31 maart 2019, beroep
Uitspraakdatum:31-03-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          R-18/1197/GA

betreft: [klager]            datum: 31 maart 2019

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. B.J. Polman, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 25 mei 2018 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van de p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter

Het beklag betreft het feit dat klager gefaseerd deel mocht nemen aan het dagprogramma, zonder dat hiervoor een concrete aanleiding bestond, dan wel zonder dat deze aanleiding aan klager is medegedeeld (VU 2018/000392).

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van klager en de directeur

Namens klager is het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Uit de stukken volgt dat klager in conflict was met een medegedetineerde. In plaats van via de directeur een ordemaatregel of disciplinaire straf aan te zeggen heeft de afdeling op eigen gelegenheid klager geruime tijd in afzondering op zijn cel geplaatst. De plaatsing was onder het mom van herintreden in het dagprogramma als de spanning van klager was afgenomen, maar de facto komt dit op bestraffing of ordehandhaving neer. Voor bestraffing of ordehandhaving zijn de regels zoals weergegeven in de Penitentiaire beginselwet niet gevolgd. Dit is onrechtmatig, derhalve dient de klacht gegrond te worden verklaard. Tevens verzoekt klager om een tegemoetkoming.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

 

3.         De beoordeling

Klager verblijft in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de p.i. Vught. In het PPC geldt een individueel regime als bedoeld in artikel 22 van de Pbw. In de Memorie van Toelichting bij dit artikel heeft de wetgever bepaald dat het kenmerk van een individueel regime is dat eventueel per dag kan worden bepaald of en in welke mate een gedetineerde aan gemeenschappelijke activiteiten kan deelnemen. Uit de wettelijke bepaling en de toelichting hierop volgt dat het de bedoeling is de directeur in de gelegenheid te stellen maatwerk toe te passen bij de invulling van het concrete regime voor een gedetineerde in een individueel regime. De genomen beslissingen met betrekking tot de daginrichting voor klager passen in een dergelijk individueel regime. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan daarom niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter, met verbetering van de gronden.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, J. Schagen MA en mr. A. van Waarden, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E.M. Meekenkamp, secretaris, op 31 maart 2019.

 

 

              

 

            secretaris         voorzitter

Naar boven