Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4413/GB, 15 november 2019, beroep
Uitspraakdatum:15-11-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer:         R-19/4413/GB

Betreft:            […]      datum: 15 november 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. K. Bruns, namens  […], verder te noemen klager, gericht tegen de (fictieve) weigering van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister) om een beslissing te nemen,  en van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.  Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing|
De Minister heeft geen beslissing genomen op klagers verzoek tot deelname aan een zogeheten stapeltraject (plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) gevolgd door deelname aan een penitentiair programma (p.p.)), nadat de beroepscommissie een daartoe strekkend beroep gegrond had verklaard.

2.         De feiten
Klager is sinds 28 juni 2006 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Arnhem.

3.         De standpunten
3.1.      Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De beroepscommissie heeft klagers beroep tegen de afwijzing van zijn verzoek op 5 juli 2019 gegrond verklaard. De Minister is opgedragen binnen twee weken te beslissen. Dat is niet gebeurd. Verzocht wordt aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

3.2.      Namens de Minister is daarop als volgt gereageerd. Uit navraag blijkt dat klager niet meer beschikt over het opgegeven verlofadres. Hij heeft tegen zijn casemanager gezegd dat hij niet langer wil deelnemen aan het detentiefaseringstraject. De reden dat niet tijdig is beslist, ligt buiten de macht van de Minister. Op 2 september 2019 is het verzoek alsnog afgewezen. Verzocht wordt het beroep gegrond te verklaren, maar geen tegemoetkoming toe te kennen.

4.         De beoordeling
4.1.      De beroepscommissie heeft de Minister in haar uitspraak van 5 juli 2019 (R-19/3111/GB) opgedragen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan een nieuwe beslissing te nemen. Deze uitspraak is op diezelfde dag per e-mail verzonden. De Minister had dus uiterlijk 21 juli 2019 een nieuwe beslissing moeten nemen. Dit is (kennelijk) pas gebeurd op 2 september 2019. Nu de Minister te laat heeft beslist, zal het beroep gegrond worden verklaard.

4.2.      Mede gelet op hetgeen de beroepscommissie overweegt in haar uitspraak RSJ 15 november 2019, R-19/4663/GB, bestaat in dit geval aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. De beroepscommissie zal de hoogte daarvan bepalen op € 75,=, omdat klager in de periode van 21 juli 2019 tot 2 september 2019 ten onrechte niet heeft deelgenomen aan het stapeltraject.

5.         De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van € 75,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, drs. M.R. van Veen en mr. J.W. Wabeke, leden, in tegenwoordigheid van mr. P. de Vries, secretaris, op 15 november 2019.

 

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven