Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/3761/GM, 25 november 2019, beroep
Uitspraakdatum:25-11-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

                                                     

                                                    

nummer:         R-19/3761/GM

betreft:            [klager]            datum: 25 november 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van  […], verder te noemen klager, gericht tegen medisch handelen door of namens de tandarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Leeuwarden, alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 30 april 2019 van de bemiddeling door de tandheelkundig adviseur bij het ministerie van Justitie en Veiligheid. Klager en de inrichtingstandarts verbonden aan de p.i. Leeuwarden zijn uitgenodigd ter zitting van de beroepscommissie van 14 oktober 2019, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad te worden gehoord. Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze is opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen. De inrichtingstandarts verbonden aan de p.i. Leeuwarden heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de tandheelkundig adviseur van 20 maart 2019, betreft het niet behandelen van klagers klachten aan de voorkant van zijn gebit, het boren van de verkeerde kies, het niet maken van een foto en het niet verdoven van klager.

2.         De standpunten van klager en de tandarts
Klager heeft het volgende aangevoerd. De wijze waarop de tandarts te werk is gegaan is niet normaal. Het is absurd. Klager is geschrokken van de pijn die hij door de verrichting van de tandarts heeft ervaren. Klager is niet naar de vervolgafspraak gegaan, omdat hij bang was dat de tandarts de situatie zou verergeren.  De tandarts heeft geboord in de kies waar hij geen last van had. Er is geen foto gemaakt en klager is niet verdoofd. Klager heeft hier slapeloze nachten van en er ook een trauma aan overgehouden. De tandarts heeft het volgende naar voren gebracht. Klager heeft een desolate dentitie. Hij poetst naar eigen zeggen zelden. De inrichtingstandarts weet niet op welk bezoek aan de tandarts klager doelt. Ook niet wat de absurde werkwijze zou inhouden. Op 6 februari 2019 is een diep carieuze M3 verwijderd. Op 12 maart 2019 is een grote vulling geplaatst in element 25. Glasionomeer wordt gebruikt als de prognose slecht is en om pulpavriendelijk te restaureren. Daarna is klager tweemaal niet komen opdagen. Daardoor heeft de tandarts niet de mogelijkheid gehad om iets aan de situatie te doen. Hij is onwetend van eventuele klachten. Als na het vullen pulpitis is opgetreden, wat hier het geval lijkt te zijn, had een foto gemaakt kunnen worden en eventueel een initiële endo kunnen worden gestart. Op 11 juni 2019 is klager wel weer geweest, maar heeft hij niet gesproken over pijn aan element 25. Anders hadden zij een foto kunnen maken en uitleg kunnen geven. Klager refereerde wel aan een onbekende klacht, maar heeft niet gezegd wat deze inhield. De wensen van klager op 11 juni 2019 zijn niet gehonoreerd, omdat hij in de maand juli weg zou gaan, hij geen pijn had en wat hij wilde onder uitstelbare zorg viel.

3.         De beoordeling
Op grond van de stukken, waaronder de tandartskaart, is de beroepscommissie gebleken dat de tandarts op 6 februari 2019 een kies heeft getrokken en op 12 maart 2019 in element 25 een noodvulling heeft geplaatst. Na zulke verrichtingen is het goed denkbaar dat de behandeling nog niet definitief is beëindigd. Denkbaar is dat de patiënt daarna nog klachten ondervindt en op een bepaalde vorm van nabehandeling of nazorg is aangewezen. Dat klager ook na het trekken van de kies op 6 februari 2019 klachten hield kan zonder meer dus nog niet betekenen dat de inrichtingstandarts niet de van hem te verlangen zorg zou hebben geleverd. De tandarts beschrijft dat klager na de verrichting op 6 februari 2019 driemaal niet naar de tandarts is geweest. De beroepscommissie is van oordeel dat het handelen van de tandarts, die daardoor ook niet de gelegenheid heeft gehad de eventueel vereiste nazorg te leveren, niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, dr. H.J.P. Kroeze en drs. P.J.M. van Puffelen, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 25 november 2019

 

 

 

 

 

 

 

                        secretaris                                                       voorzitter

 

 

 

Naar boven