Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/3136/GA, 29 november 2019, beroep
Uitspraakdatum:29-10-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-19/3136/GA

betreft: [Klager]           datum: 29 november 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. L.E. Toet, namens  […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 20 februari 2019 van de beklagcommissie bij de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard,  en van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. Ter zitting van de beroepscommissie van 16 oktober 2019, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, zijn klagers raadsvrouw, mr. L.E. Toet, mevrouw […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de locatie Zuyder Bos, en mevrouw […], stagiaire juridische zaken bij de locatie Zuyder Bos, gehoord. Klager heeft afstand gedaan van zijn recht ter zitting van de beroepscommissie te worden gehoord. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:          

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de oplegging van een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel in verband met een positieve uitslag op het gebruik van THC bij een urinecontrole (ZB-2018-279). De beklagcommissie heeft het beklag op formele grond gegrond en voor het overige ongegrond verklaard en aan klager geen tegemoetkoming toegekend op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De beklagcommissie heeft het beklag formeel gegrond verklaard wegens een onredelijke termijnoverschrijding bij het opstellen van het rapport, maar aan klager geen tegemoetkoming toegekend, omdat de termijnoverschrijding niet dermate ernstig zou zijn en de strafwaardigheid van het gedrag van klager een rol zou spelen. De eventuele strafwaardigheid kan en mag daarbij evenwel geen rol spelen. Aan de procedure tot het opleggen van een disciplinaire straf zijn regels verbonden en indien de directeur daar niet naar handelt, dient dit te worden gesanctioneerd. De beroepscommissie heeft voor het toekennen van een tegemoetkoming bij gegronde klachten standaardbedragen bepaald. Daaruit volgt dat een derde van het totale bedrag bij een materiële gegrondverklaring dient te worden toegekend. Hoewel van standaardbedragen kan worden afgeweken, dient daar een gegronde en gemotiveerde reden voor te bestaan. Niet valt in te zien waarom klager geen tegemoetkoming is toegekend. Klager gebruikt cannabis vanwege gezondheidsproblemen. Hij was gedwongen cannabis te gebruiken nu vanuit de inrichting geen alternatieven voor medicatie beschikbaar werden gesteld. Hij heeft een week voor de afname van de urinecontrole CBD-olie verstrekt gekregen. Op het moment dat de urinecontrole werd afgenomen, was de cannabis die hij eerder had gebruikt nog niet uit zijn lichaam verdwenen. Hij is onterecht gestraft voor de positieve uitslag van de urinecontrole, nu hij enkel cannabis gebruikte, omdat hij niet de beschikking kreeg over CBD-olie. De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De onderhavige klacht betreft een terugkerend onderwerp. Er is met de medische dienst gekeken wat de mogelijkheden zijn, maar er is geen medische grond voor het toedienen van medicinale cannabis, nu klagers klachten niet onder de werkzaamheid van medicinale cannabis vallen.

3.         De beoordeling
De beroepscommissie acht de termijn waarbinnen de directeur – nadat hem verslag als bedoeld in artikel 50, eerste lid, van de Pbw is gedaan – heeft beslist over het opleggen van een disciplinaire straf aan klager, net als de beklagcommissie, onredelijk lang. De beklagcommissie heeft klager geen tegemoetkoming toegekend, omdat de mate waarin de termijn als bedoeld in artikel 50, tweede lid, van de Pbw mede bezien in het licht van de strafwaardige gedragingen die tot de strafoplegging hebben geleid, niet zodanig onredelijk zou zijn geweest dat aan klager een tegemoetkoming moest worden toegekend. De beroepscommissie kan zich verenigen met de beslissing van de beklagcommissie klager geen tegemoetkoming toe te kennen. Zij komt tot dat oordeel, nu is gesteld noch gebleken dat klager van de hiervoor bedoelde termijnoverschrijding nadeel heeft ondervonden. De strafwaardige gedragingen die tot de strafoplegging hebben geleid spelen hierbij geen rol. Hetgeen overigens in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. D. van der Sluis, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. A.M.G. Smit, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 29 november 2019.

 

secretaris        voorzitter

 

Naar boven