Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/1607/GB, 6 januari 2004, beroep
Uitspraakdatum:06-01-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 03/1607/GB

Betreft: [klager] datum: 6 januari 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 11 juli 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], geboren op [1974], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 8 juli 2003 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Klager heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om op 8 december 2003 door een lid van de Raad te worden gehoord. Zijn raadsvrouw mr. H.M.S. Cremers heeft bericht niet bij het horen aanwezig te kunnen zijn en heeft het beroepschriftelijk nader toegelicht.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de gevangenis voor beperkt gemeenschapsgeschikten Nieuw Vosseveld te Vught ongegrond verklaard.

2. De feiten
2.1. Klager is sedert 24 april 1998 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis Zoetermeer. Op 9 juni 2003 is klager in het kader van de externe tenuitvoerlegging van een disciplinaire straf tijdelijk geplaatst in de locatieScheveningen te Den Haag en op 11 juni 2003 op de landelijke afzonderingsafdeling (l.a.a.) De Schie te Rotterdam. Vanaf 23 juni 2003 verbleef hij op de voormelde l.a.a. in afwachting van overplaatsing naar een andere inrichting. Op4 juli 2003 is hij overgeplaatst naar de gevangenis voor beperkt gemeenschapsgeschikten Nieuw Vosseveld, waar een regime van beperkte gemeenschap geldt.

2.2. Klager ondergaat een gevangenisstraf van twaalf jaar met aftrek. De tenuitvoerlegging van deze straf is aangevangen op 10 maart 1999. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 19 april 2006. Aansluitenddient hij eventueel een subsidiaire hechtenis van zeven dagen te ondergaan.

2.3. Bij uitspraak van 18 december 2003, met nummer 03/2534/GA, van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid van de Pbw, is het beroep van klager, gericht tegen de uitspraak d.d. 23 oktober 2003 van debeklagcommissie bij de locatie Zoetermeer betreffende een disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in de strafcel wegens “het in ernstige mate verantwoordelijk zijn voor het ontstaan van een vecht/steekpartij”, welke strafwegens plaatsgebrek extern ten uitvoer werd gelegd op de l.a.a. De Schie te Rotterdam, en tegen het zoekraken van kleding na klagers overplaatsing vanuit de gevangenis Zoetermeer naar de locatie Scheveningen, ongegrond verklaard.
Het beklag tegen een ordemaatregel tot uitsluiting van deelname aan alle activiteiten en plaatsing in afzondering in de afzonderingscel in afwachting van overplaatsing naar een andere inrichting, vooralsnog voor de duur van veertiendagen, welke ordemaatregel extern ten uitvoer werd gelegd op de l.a.a. De Schie, is door de beroepscommissie bij genoemde uitspraak alsnog gegrond verklaard.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep tegen de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris als volgt toegelicht.
Onjuist is de voor overplaatsing genoemde grond dat hij in ernstige mate verantwoordelijk is voor het ontstaan van een vecht-/steekpartij op 9 juni 2003. Hij is zeker niet de aanstichter van de vechtpartij geweest. Hij was in hetwashok op het moment dat de vechtpartij elders uitbrak. Hij heeft zich wel daarin gemengd, maar alleen om te voorkomen dat de ene gedetineerde de andere zou steken. In een andere inrichting is hij zelf het slachtoffer van eensteekpartij geweest. Klager verwijst naar door hem overgelegde getuigenverklaringen terzake van vier medegedetineerden. Klager is als enige van de zeven bij de vecht-/steekpartij van 9 juni 2003 betrokken gedetineerdenovergeplaatst. De twee gedetineerden die met een mes hebben gestoken zijn niet overgeplaatst, hetgeen onbegrijpelijk is. De directie heeft immers aangegeven dat het onverenigbaar is met de orde en veiligheid in de inrichting als eengedetineerde die betrokken is bij een dergelijke vechtpartij in dezelfde inrichting zou mogen blijven. Bovendien heeft de selectiefunctionaris gesteld dat het voor alle gedetineerden duidelijk moet zijn dat een dergelijke opstellingleidt tot plaatsing in het regime van beperkte gemeenschap. Waar de echte boosdoeners niet zijn overgeplaatst, is dat reclame voor andere gedetineerden om bij een calamiteit gewoon een mes te gebruiken, hetgeen gevaarlijk beleid vande inrichting is.
Klager heeft tot aan dit incident geen rapporten ontvangen. De selectiefunctionaris heeft in de ongegrondverklaring van klagers bezwaar gemeld dat klager vaak beklag heeft ingesteld. De omstandigheid dat klager van zijn recht tothet indienen van beklagzaken gebruik heeft gemaakt, mag geen argument voor overplaatsing zijn. Dat klager de grenzen opzocht middels het beklagrecht is alleszins geoorloofd. Het is wellicht begrijpelijk dat een mondige gedetineerdeals lastig wordt ervaren. Het ligt voor de hand om een dergelijke gedetineerde als leider van een groep te zien en al snel als aanstichter verantwoordelijk te houden voor een vechtpartij.
Klager is van mening dat hij met de opgelegde disciplinaire straf genoeg gestraft is en dat de daarna opgelegde afzondering in afwachting van overplaatsing en de daadwerkelijke overplaatsing buitenproportioneel zijn.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager kwam in de gevangenis Zoetermeer ogenschijnlijk tot een acceptabele aanpassing. Zijn gemiddelde opstelling werd echter niet als positief beschreven. Klager wist waar de grenzen lagen en hoefde dan ook niet disciplinairgestraft te worden, tot het plaatsvinden van een ernstige vechtpartij op 9 juni 2003. De versies van klager en de directie lopen nogal uiteen. Klager ontkent dat hij de aanstichter van de vechtpartij was. Klager heeft wel toegegeveneen medegedetineerde een klap te hebben gegeven. Er is geen reden te twijfelen aan het schrijven d.d. 10 juli (lees: juni, BC) 2003 van de directie aan de selectiefunctionaris, waarin de directie vraagt om overplaatsing van klagernaar een h.v.b. ter herselectie na ommekomst van de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde disciplinaire straf op de l.a.a. De Schie vanwege de omstandigheid dat klager de aanstichter is geweest van een vechtpartij, waarbij diversegedetineerden zijn gestoken. Door klagers opstelling die resulteerde in genoemde vechtpartij is de orde en de rust in de gevangenis Zoetermeer ernstig verstoord. Het is een wonder dat daarbij geen ernstige gewonden zijn gevallen.Een dergelijke opstelling kan niet worden getolereerd. Voor alle gedetineerden moet duidelijk zijn dat een dergelijke opstelling in het regime van beperkte (lees: algehele, BC) gemeenschap leidt dat tot plaatsing in het regime vanbeperkte gemeenschap. Door plaatsing in het regime van beperkte gemeenschap kan worden voorkomen dat klager opnieuw tot een dergelijke opstelling komt.

4. De beoordeling
4.1. De gevangenis voor beperkt gemeenschapsgeschikten Nieuw Vosseveld is een inrichting voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. Een tot gevangenisstraf veroordeelde dient te worden geplaatst in een inrichting met een regime van algehele gemeenschap, tenzij hiervoor op grond van de persoonlijkheid en/of het gedrag van de betrokkene gewichtigecontra-indicaties bestaan.
Van een dergelijke contra-indicatie is in dit geval niet gebleken. De omtrent klager verstrekte gegevens vormen daartoe een onvoldoende zwaarwegend argument, nu de beroepscommissie bij uitspraak d.d. 18 december 2003 met nummer03/2534/GA klagers beklag tegen de opgelegde ordemaatregel van onder meer plaatsing in afzondering in afwachting van overplaatsing alsnog gegrond heeft verklaard op de grond dat blijkens de stukken en het verhandelde ter zitting eronvoldoende feiten naar voren zijn gekomen waaruit blijkt dat klager verantwoordelijk is voor het ontstaan van de vechtpartij op 9 juni 2003.
De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris moet derhalve bij afweging van alle in aanmerking komende belangen als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt.
Derhalve dient de bestreden beslissing te worden vernietigd.

De selectiefunctionaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.

De beroepscommissie zal in een afzonderlijke beslissing, na de selectiefunctionaris te hebben gehoord, bepalen of enige tegemoetkoming aan klager geboden is.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.
Zij zal in een afzonderlijke beslissing, na de selectiefunctionaris te hebben gehoord, bepalen of enige tegemoetkoming aan klager geboden is.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 6 januari 2004

secretaris voorzitter

Naar boven