Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/2936/SGB, 30 december 2003, schorsing
Uitspraakdatum:30-12-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 03/2936/SGB

Betreft: [klager] datum: 30 december 2003

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 24 december 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van

[...]
, verder verzoeker te noemen, verblijvende in de gevangenisunit van de locatie De IJssel te Krimpen aan den IJssel.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 73, vierde lid, juncto artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de tenuitvoerlegging van de beslissing van de selectiefunctionaris d.d. 16 december 2003, gegeven op eenverzoek tot overplaatsing naar de gevangenis Veenhuizen.

De voorzitter heeft voorts kennis genomen van het verzoekschrift d.d. 29 oktober 2003, alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de selectiefunctionaris d.d. 29 december 2003.

1. De standpunten van verzoeker en de selectiefunctionaris
Verzoeker heeft het verzoek schriftelijk niet nader toegelicht. Hij heeft in het verzoek vermeld op 23 december 2003 per post een beroepschrift tegen de beslissing van de selectiefunctionaris d.d. 22 december 2003 te hebbenverstuurd naar de Raad.

Uit de inlichtingen van de selectiefunctionaris komt naar voren dat het verzoek tot overplaatsing is afgewezen omdat er voor naar het oordeel van de selectiefunctionaris door verzoeker onvoldoende argumenten zijn aangevoerd die eenoverplaatsing zouden kunnen rechtvaardigen. In de gevangenisunit van de locatie De IJssel is voldoende aandacht aan verzoekers klachten besteed en daar is, waar mogelijk, een oplossing voor gevonden.

2. De beoordeling
Op grond van het bepaalde in artikel 73, vierde lid, van de Pbw, gelezen in verband met artikel 66, eerste lid, van de Pbw, dient een gedetineerde tegen een afwijzende beslissing als de onderhavige eerst beroep in te stellen bij deRaad, alvorens hij kan worden ontvangen in het schorsingsverzoek. Bij de Raad is tot heden geen beroepschrift van verzoeker ontvangen. Nu verzoeker in het verzoekschrift heeft aangegeven op 22 december 2003 een beroepschrift perpost te hebben verzonden en het de voorzitter bekend is dat het langere tijd kan duren alvorens uit een penitentiaire inrichting verzonden post ter bestemde plaatse wordt ontvangen, acht de voorzitter het vooralsnog aannemelijk datverzoeker een beroepschrift heeft verzonden. Om die reden is verzoeker ontvankelijk in zijn verzoek.
De voorzitter overweegt dat verzoeker niet gebaat is bij een enkele beslissing tot schorsing omdat dit niet kan leiden tot de door verzoeker gewenste situatie, namelijk overplaatsing naar een andere inrichting. Daarvoor zou nodigzijn dat de voorzitter tevens een beslissing zou nemen als bedoeld in artikel 68, derde lid, van de Pbw. Die bevoegdheid heeft de voorzitter in het kader van de schorsingsprocedure niet. Gelet op het vorenstaande concludeert devoorzitter dat de aard van de bestreden beslissing zich niet leent voor schorsing. De voorzitter komt derhalve aan een verdere beoordeling van de beslissing niet toe. Het verzoek zal worden afgewezen.

3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gedaan door mr. Y.A.J.M. van Kuijck, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris op 30 december 2003.

secretaris voorzitter

Naar boven