Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4827/GV, 6 december 2019, beroep
Uitspraakdatum:06-12-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:         R-19/4827/GV

betreft:            [klager]            datum: 6 december 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J. Vermaat, namens  […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 24 september 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), en van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager en zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2.         De standpunten

Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.

Klager verzoekt om strafonderbreking voor de duur van (maximaal) tien dagen op het moment dat de bevalling van zijn partner zich aandient, zodat hij bij de bevalling aanwezig kan zijn en zijn partner in de periode daarna kan ondersteunen. Zij is op 4 december 2019 uitgerekend. Primair stelt klager dat met een algemeen verlof niet kan worden volstaan. Klagers verzoeken om algemeen verlof worden immers steevast afgewezen, omdat hij de hem opgelegde schadevergoedingsmaatregel niet kan voldoen. Subsidiair geldt dat een algemeen verlof niet is bedoeld voor het bijwonen van een bevalling. In tegenstelling tot een algemeen verlof, kan strafonderbreking op grond van artikel 36 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling) worden verleend op het moment dat de bevalling daadwerkelijk aanvangt. Verder vertoont klager goed gedrag in de inrichting, zijn er geen risico’s aanwezig en heeft hij zich bereid getoond een delictvrij bestaan op te bouwen. Hoewel volgens de Minister de mogelijkheid van strafonderbreking nog niet van tafel is, biedt dat klager onvoldoende zekerheid. Ook is niet toegezegd dat het algemeen verlof in de week van de bevalling kan worden ingezet.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.

Klagers verzoek om strafonderbreking is afgewezen, omdat kan worden volstaan met een algemeen verlof in de week dat klagers partner is uitgerekend. Daarnaast kan klagers partner ten aanzien van de periode na de bevalling van de reguliere (kraam)zorg gebruikmaken. Daarom ontbreekt de noodzaak voor het verlenen van strafonderbreking. Indien afwijzend wordt beslist op het verzoek om algemeen verlof of indien de bevalling eerder begint, moet wel alsnog een strafonderbreking mogelijk zijn. Van 25 oktober 2019 tot en met 27 oktober 2019 is aan klager algemeen verlof verleend. Zijn stelling dat zijn verlofaanvragen telkens worden afgewezen klopt daarom niet.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.

De vrijhedencommissie heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Volgens klagers verlofschema heeft hij recht op een (algemeen) verlof in de week van 2 december 2019. Dit verlof kan worden gebruikt voor het bijwonen van de bevalling of het afleggen van een kraambezoek. Ook kan voor een kraambezoek een verzoek om (begeleid) incidenteel verlof worden ingediend. Er kan dus worden volstaan met een andere vorm van verlof.

De politie heeft het verlofadres geverifieerd en in orde bevonden.

3.         De beoordeling

Klager is gedetineerd in verband met een hechtenis van een jaar als gevolg van een hem in 2011 opgelegde schadevergoedingsmaatregel. De einddatum van klagers detentie is bepaald op 13 maart 2020.

Op grond van artikel 34 van de Regeling kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. Artikel 36 van de Regeling bepaalt – voor zover relevant – dat strafonderbreking kan worden verleend voor het bijwonen van de bevalling van de levenspartner van de gedetineerde.

Klager verzoekt om strafonderbreking voor de duur van (maximaal) tien dagen op het moment dat de bevalling van zijn partner zich aandient, zodat hij bij de bevalling aanwezig kan zijn en zijn partner in de periode daarna kan ondersteunen. Zij is op 4 december 2019 uitgerekend.

Als reden voor afwijzing van dit verzoek is vermeld dat de noodzaak voor het verlenen van strafonderbreking ontbreekt, omdat klager voor algemeen verlof in aanmerking komt.

Uit de toelichting op de Regeling blijkt dat algemeen verlof is bedoeld voor veroordeelde gedetineerden in een normaal beveiligde inrichting. Doel is dat zij in de gelegenheid worden gesteld zich weer langzaam op hun terugkeer in de maatschappij voor te bereiden. Daarbij is het maximale aantal algemeen verloven gerelateerd aan de duur van het strafrestant van de gedetineerde. Algemeen verlof is dus een periodiek terugkerende verlofvorm die in het kader van resocialisatie kan worden ingezet en die slechts mogelijk is voor bepaalde categorieën van tot gevangenisstraf veroordeelde gedetineerden.

Anders dan het algemeen verlof richten het incidenteel verlof en de strafonderbreking zich op een tijdelijke en noodzakelijke afwezigheid buiten de inrichting in verband met gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer. Deze verlofvormen zijn in beginsel mogelijk voor iedere gedetineerde. Het incidenteel verlof onderscheidt zich van de strafonderbreking, doordat het eerste ongeacht de titel van vrijheidsbeneming kan worden verleend.

Aangezien klager niet vanwege een aan hem opgelegde vrijheidsstraf is gedetineerd, maar in verband met een hechtenis als gevolg van een hem opgelegde schadevergoedingsmaatregel, komt hij niet in aanmerking voor het verlenen van algemeen verlof. Klagers verzoek om strafonderbreking is daarom op onjuiste gronden afgewezen.

Het beroep zal om die reden gegrond worden verklaard. De bestreden beslissing zal worden vernietigd en de Minister zal worden opgedragen per ommegaande een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de Minister op per ommegaande een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, mr. S. Djebali en mr. J.A.M. de Wit, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.G. Bikker, secretaris, op 6 december 2019.

            secretaris        voorzitter

Naar boven