Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 98/0042 C, 17 juni 1998, beroep
Uitspraakdatum:17-06-1998

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: C 98/42

betreft: [klager] datum: 17 juni 1998

De beroepscommissie uit de sectie terbeschikkingstelling van de Centrale Raad, bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (BVT), heeft kennis genomen van een op 20 maart 1998 bij het secretariaatvan de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. L.H. de Boer, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beschikking d.d. 13 maart 1998 van de beklagcommissie uit de commissie van toezicht bij de rijksinrichting "Veldzicht" te Balkbrug,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beschikking waarvan beroep, welke in afschrift aan deze beslissing is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 29 april 1998, gehouden in de penitentiaire inrichtingen "Zwolle" te Zwolle, zijn gehoord klager, en namens het hoofd van voormelde [...] en [...] respectievelijk afdelingshoofd enbehandelingscoördinator. Mevrouw mr. L.H. de Boer heeft bericht niet meer als klagers raadsvrouw op te treden.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. Inhoud van het beklag en de beslissing van de beklagcommissie:
Het beklag betreft de beslissing van het hoofd van de inrichting tot het onder dwang toedienen van medicatie ter afwending van ernstig gevaar voor anderen dat voortvloeit uit een stoornis van klagers geestvermogens.

2. Standpunten
2.1 Standpunt van klager:
Klager heeft in beroep volhard in het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt. Voorts heeft hij verklaard dat men hem in Veldzicht onder dwang medicatie is gaan toedienen, nadat hij door de lange duur van separatieagressief was geworden en er een incident had plaatsgevonden. Psychisch is er echter niets met hem aan de hand. Hij vormt geen acuut gevaar voor zijn omgeving. Tijdens zijn verblijf in een huis van bewaring zijn er wel watincidenten geweest, maar die kwamen voort uit stress doordat hij 24 uur "achter de deur" zat en was gesepareerd. Daardoor kwam hij dreigend over, hetgeen niet zijn bedoeling was. Ook toen is hem onder dwang medicatie toegediend,waardoor hij agressief was geworden en men concludeerde dat hij psychotisch was.
Momenteel gaat het goed met hem, maar dat komt niet door de hem toegediende medicatie. Hij heeft deze medicatie niet nodig om goed te kunnen functioneren. Hij wil dit bewijzen door middel van geleidelijke afbouw van de medicatie,maar in de inrichting wordt hem de kans daartoe niet gegeven. Wel is de dosis in overleg verminderd. Hij heeft wekelijks een gesprek met de psychiater en het afdelingshoofd, hetgeen hem goed bevalt. Medicatiegebruik blijft eenstrijdpunt. Hij heeft de geneesheer-directeur van Veldzicht gesproken en van hem vernomen dat deze hem een jaar lang medicatie wil laten gebruiken, desnoods onder dwang. De staf, de begeleidingscommissie en een externe deskundigehebben aangegeven bang te zijn dat er risico's ontstaan indien hij geen medicatie zou gebruiken. Hij is van mening dat die risico's er nu ook zijn en dat die versterkt worden door het gedwongen toedienen van medicatie.

Hij vindt het moeilijk om medicijnen te gebruiken vanwege de heftige bijwerkingen daarvan. Hij wordt er beroerd, duf en lusteloos van. Tevens gaan zijn ogen draaien, krijgt hij een droge mond en treden er potentiestoornissen op.Volgens de psychiater is andere medicatie mogelijk, maar daardoor treedt geen verandering op in de bijwerkingen. Medicijnen tegen de bijwerkingen werken niet. Bovendien is hij bang dat medicatiegebruik bij de beslissing over deverlenging van zijn tbs door de rechter tegen hem gebruikt wordt.
Er wordt nauwelijks met hem gesproken over plaatsing in een gewone afdeling.

2.2 Standpunt van het hoofd van de inrichting:
Door en namens de geneesheer-directeur is daarop geantwoord als tegenover de beklagcommissie. Voorts heeft de geneesheer-directeur in zijn schriftelijke reactie d.d. 14 april 1998 op klagers beroepschrift naar voren gebracht dat dedirectie heeft besloten om klager onder dwang depotmedicatie toe te dienen omdat dit noodzakelijk is geacht ter afwending van ernstig gevaar voor anderen dat voortvloeit uit een stoornis van klagers geestvermogens. Dit besluit isgenomen na overleg met en advies van de behandelend psychiater, de behandelingscoördinator en het dienstdoende afdelingshoofd. Verder is er een adviescommissie ingesteld die toezicht houdt op het zorgvuldig toedienen van bedoeldemedicatie. Daarnaast is dit besluit onderschreven door het advies van een niet aan Veldzicht verbonden psychiater. Door het behandelteam wordt gezocht naar wegen die (op termijn) kunnen leiden tot vermindering van het dwingendekarakter van de medicatietoediening. Hiertoe is een behandelbeleid opgesteld, waarin wordt gezocht naar alternatieve vormen van omgaan met agressie. Daarnaast is op klagers verzoek de dosering van de depotmedicatie door debehandelend psychiater verminderd van 200 mg per twee weken tot 180 mg per drie weken, onder voorwaarde dat klagers bloedspiegel dat toelaat.
Een overeenstemming tussen klager en het behandelteam ten aanzien van de noodzaak van medicatiegebruik vergroot klagers mogelijkheden tot plaatsing in een gewone afdeling.

Ter zitting is namens de geneesheer-directeur daaraan het volgende toegevoegd.
Indien klager op 22 januari 1998 geen medicatie onder dwang zou zijn toegediend, dan zou hij gesepareerd zijn gebleven. Als de medicatietoediening nu zou ophouden, zal opnieuw het circulair proces starten dat voor demedicatietoediening zichtbaar was, en wordt hij weer een gevaar voor zijn omgeving. De situatie wordt dan weer zo dreigend dat separatie en "klepbediening" voor langere tijd noodzakelijk zijn. Het is de vraag of dat ethischverantwoord is en gedwongen toedienen van medicatie niet minder ingrijpend is, te meer nu de medicatie effect heeft op klagers gedrag. De eerste dagen na de toediening daarvan is hij erg moe en trekt hij zich terug. Daarna gaat hetbeter met hem. Soms ontstaat er een samenwerkingsrelatie en houdt hij zich aan afspraken op afdelingsniveau. Als hij een dip heeft, is hij daar moeilijk uit te halen. Klager steekt enorm veel energie in zijn strijd tegen demedicatie. Hij is beïnvloedbaar en neemt soms vrijwillig medicatie in of zegt medewerking daaraan toe. Het verzet is echter groot. Getracht wordt zijn verzet te breken. Het voornemen bestaat hem binnen de mogelijkheden meerbewegingsvrijheid te geven, bijvoorbeeld in de vorm van meer sporttijd, zodat hij ook positieve energie kwijt kan en men tot een behandelrelatie kan komen. De adviserend, niet aan Veldzicht, verbonden psychiater achtmedicatiegebruik door klager over een langere periode noodzakelijk om te kunnen beoordelen wat klager nodig heeft om goed te kunnen functioneren. De behandelend psychiater zal in overleg met klager tot een bepaalde dosis moetenkomen. Getracht wordt klager psycho-educatie te geven, maar dit slaat nog niet aan door zijn strijd tegen medicatie. Telkenmale is de vraag hoe met klager verder moet worden gegaan en wordt geprobeerd te zoeken naar een mildere vormdan dwang, omdat het toedienen van medicatie onder dwang een zeer ingrijpend middel is. Potentiestoornis was nog niet als bijwerking bij klager bekend, wellicht kan daartegen een medicijn gegeven worden. Klager heeft destijds welverzocht om een gesprek over bijwerkingen, maar heeft vervolgens een daadwerkelijk gesprek geweigerd.

3. Beoordeling:
Blijkens de stukken is klager destijds wegens geweldsdelicten veroordeeld tot een gevangenisstraf en heeft hij tijdens detentie personeelsleden gegijzeld en met een mes verwond, naar aanleiding waarvan hem de maatregel vanterbeschikkingstelling is opgelegd. Sinds 29 september 1997 verblijft hij in de ICU wegens een eerdere poging tot ontvluchting en meerdere gewelddadige incidenten. Hij is sedertdien vanwege incidenten drie maal gesepareerd,laatstelijk langdurig. Na gewelddadig gedrag richting een personeelslid op 9 december 1997 is zelfs besloten tot "klepbediening". Op 12 december 1997 heeft klager 100 mg. cisordinol gedwongen toegediend gekregen. Op 17 december 1997heeft de geneesheer-directeur de leden van de begeleidingscommissie verzocht om advies over het al dan niet voorzetten daarvan, dat hij op 7, 8 en 21 januari 1998 heeft gekregen. Daarin is - zakelijk weergegeven - aangegeven datmedicatie noodzakelijk is en altijd noodzakelijk zal blijven en dat getracht moet worden tot overeenstemming met klager daarover te komen en als dat niet lukt medicatie onder dwang toe te dienen. Blijkens een psychiatrisch rapportd.d. 18 december 1997 over klager van een niet aan Veldzicht verbonden psychiater is bij klager sprake van basiswantrouwen en een slechte agressieregulatie. Klager kan "vanuit een paranoïde en snelle kwetsbaarheid zeer agressief endaadwerkelijk met geweld reageren" en uit de stukken is af te leiden dat "hij sinds enige jaren wisselend paranoïd psychotisch was, waarbij de diagnose zelfs gesteld werd op de paranoïde vorm van schizofrenie". Voorts staat daarindat tijdens detentie is gebleken dat hij gunstig reageert op anti-psychotische medicatie, dat hij in een dan verbeterde geestestoestand vatbaar is voor structuur en gesprek, en dat het daarbuiten niet tot een goedegedragsbehandeling komt. Door de weigering medicijnen in te nemen, belandde hij nu en dan in de separeer "waarbij er door het isolement alleen maar een toename van de paranoïde kan zijn". Een en ander leidde tot het advies van dezearts om klager opnieuw in te stellen "op een parentale medicatie (depot neurolepticum)" en bij verbetering de separatie op te heffen.
Op 22 januari 1998 is besloten om klager onder dwang medicatie toe te dienen ter afwending van ernstig gevaar voor anderen dat voorvloeit uit de stoornis van klagers geestvermogens. Aan klager is in de schriftelijke mededeling tertoelichting meegedeeld dat hij al geruime tijd een angstige en paranoïd psychotische indruk maakt met onder andere een bedreigende houding en gedrag. In die toelichting is voorts de verwachting uitgesproken dat antipsychotischemedicatie klagers psychiatrisch toestandsbeeld verbetert en zijn gevaarlijkheid doet verminderen en is aangegeven dat inmiddels al positieve effecten van de medicatie geconstateerd konden worden. Onder meer wordt vermeld dat klagersoms al in de groep verblijft en ook al weer huishoudelijke taken verricht. Ook is er groei in contact met het personeel en is klager minder prikkelbaar en minder boos ten aanzien van opmerkingen van medebewoners. Klager ontkentpsychotisch te zijn en medicatie nodig te hebben om beter te functioneren.

Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting is voor de beroepscommissie voldoende aannemelijk geworden dat de directeur van verschillende, met name ook medische, zijde is geinformeerd dat klager op psychotisch niveaufunctioneert, geen ziektebesef of ziekteinzicht heeft en zonder medicatie een gevaar voor zijn omgeving is. Klager weigert vrijwillig medicatie in te nemen. In het licht van deze gegevens heeft de geneesheer-directeur naar hetoordeel van de beroepscommissie in redelijkheid kunnen besluiten klager op 22 januari 1998 te verplichten gedwongen medicatie te gedogen, zoals bedoeld in artikel 26 BVT.

Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. Beslissing:
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de beschikking van de
beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N.A.M. Schipper, voorzitter, prof.dr. F.H.L. Beyaert en mr. S.L. Donker, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 17 juni 1998.

secretaris voorzitter

Nummer: C98/42

Betreft: [...], verder te noemen klager.

Verslag van het behandelde ter zitting van de beroepscommissie uit de sectie terbeschikkingstelling van de Centrale Raad voor Strafrechtstoepassing, bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden,van 29 april 1998, gehouden in de penitentiaire inrichtingen "Zwolle" te Zwolle.

Samenstelling van de beroepscommissie:
voorzitter : mr. N.A.M. Schipper,
leden: prof.dr. F.H.L. Beyaert en mr. S.L. Donker.
De beroepscommissie werd bijgestaan door de secretaris mr. E.W. Bevaart.

Gehoord zijn klager en, namens de directeur van de rijksinrichting "Veldzicht" te Balkbrug, de [...] en [...], respectievelijk afdelingshoofd en behandelingscoördinator. Klager enerzijds en genoemde vertegenwoordigers van het hoofdvan voormelde rijksinrichting anderszijds zijn buiten elkaars aanwezigheid gehoord.

Klager heeft in beroep volhard in het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt. Voorts heeft hij - zakelijk weergegeven - verklaard dat men hem in Veldzicht onder dwang medicatie is gaan toedienen, nadat hij door de langeduur van separatie agressief was geworden en er een incident had plaatsgevonden. Psychisch is er echter niets met hem aan de hand. Hij vormt geen acuut gevaar voor zijn omgeving. Tijdens zijn verblijf in een huis van bewaring zijner wel wat incidenten geweest, maar die kwamen voort uit stress doordat hij 24 uur "achter de deur" zat en was gesepareerd. Daardoor kwam hij dreigend over, hetgeen niet zijn bedoeling was. Ook toen is hem onder dwang medicatietoegediend, waardoor hij agressief was geworden en men concludeerde dat hij psychotisch was.
Momenteel gaat het goed met hem, maar dat komt niet door de hem toegediende medicatie. Hij heeft deze medicatie niet nodig om goed te kunnen functioneren. Hij wil dit bewijzen door middel van geleidelijke afbouw van de medicatie,maar in de inrichting wordt hem de kans daartoe niet gegeven. Wel is de dosis in overleg verminderd. Hij heeft wekelijks een gesprek met de psychiater en het afdelingshoofd, hetgeen hem goed bevalt. Medicatiegebruik blijft eenstrijdpunt. Hij heeft de geneesheer-directeur van Veldzicht gesproken en van hem vernomen dat deze hem een jaar lang medicatie wil laten gebruiken, desnoods onder dwang. De staf, de begeleidingscommissie en een externe deskundigehebben aangegeven bang te zijn dat er risico's ontstaan indien hij geen medicatie zou gebruiken. Hij is van mening dat die risico's er nu ook zijn en dat die versterkt worden door het gedwongen toedienen van medicatie.
Hij vindt het moeilijk om medicijnen te gebruiken vanwege de heftige bijwerkingen daarvan. Hij wordt er beroerd, duf en lusteloos van. Tevens gaan zijn ogen draaien, krijgt hij een droge mond en treden er potentiestoornissen op.Volgens de psychiater is andere medicatie mogelijk, maar daardoor treedt geen verandering op in de bijwerkingen. Medicijnen tegen de bijwerkingen werken niet. Bovendien is hij bang dat medicatiegebruik bij de beslissing over deverlenging van zijn tbs door de rechter tegen hem gebruikt wordt.
Er wordt nauwelijks met hem gesproken over plaatsing in een gewone afdeling.

Namens de directeur is daarop geantwoord als tegenover de beklagcommissie.
Voorts is - zakelijk weergegeven - het volgende naar voren gebracht.
Indien klager op 22 januari 1998 geen medicatie onder dwang zou zijn toegediend, dan zou hij gesepareerd zijn gebleven. Als de medicatietoediening nu zou ophouden, zal opnieuw het circulair proces starten dat voor demedicatietoediening zichtbaar was, en wordt hij weer een gevaar voor zijn omgeving. De situatie wordt dan weer zo dreigend dat separatie en "klepbediening" voor langere tijd noodzakelijk zijn. Het is de vraag of dat ethischverantwoord is en gedwongen toedienen van medicatie niet minder ingrijpend is, te meer nu de medicatie effect heeft op klagers gedrag. De eerste dagen na de toediening daarvan is hij erg moe en trekt hij zich terug. Daarna gaat hetbeter met hem. Soms ontstaat er een samenwerkingsrelatie en houdt hij zich aan afspraken op afdelingsniveau. Als hij een dip heeft, is hij daar moeilijk uit te halen. Klager steekt enorm veel energie in zijn strijd tegen demedicatie. Hij is beïnvloedbaar en neemt soms vrijwillig medicatie in of zegt medewerking daaraan toe. Het verzet is echter groot. Getracht wordt zijn verzet te breken. Het voornemen bestaat hem binnen de mogelijkheden meerbewegingsvrijheid te geven, bijvoorbeeld in de vorm van meer sporttijd, zodat hij ook positieve energie kwijt kan en men tot een behandelrelatie kan komen. De adviserend, niet aan Veldzicht, verbonden psychiater achtmedicatiegebruik door klager over een langere periode noodzakelijk om te kunnen beoordelen wat klager nodig heeft om goed te kunnen functioneren. De behandelend psychiater zal in overleg met klager tot een bepaalde dosis moetenkomen. Getracht wordt klager psycho-educatie te geven, maar dit slaat nog niet aan door zijn strijd tegen medicatie. Telkenmale is de vraag hoe met klager verder moet worden gegaan en wordt geprobeerd te zoeken naar een mildere vormdan dwang, omdat het toedienen van medicatie onder dwang een zeer ingrijpend middel is. Potentiestoornis was nog niet als bijwerking bij klager bekend, wellicht kan daartegen een medicijn gegeven worden. Klager heeft destijds welverzocht om een gesprek over bijwerkingen, maar heeft vervolgens een daadwerkelijk gesprek geweigerd.

secretaris voorzitter

Naar boven