Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4462/GV, 14 november 2019, beroep
Uitspraakdatum:14-11-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-19/4462/GV

betreft: [klager]                                                           datum: 14 november 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. T. Sandrk, namens  […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 9 augustus 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), en van de onderliggende stukken. De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager en zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2.         De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
De Minister heeft onvoldoende rekening gehouden met klagers huidige positieve gedrag in de inrichting en zijn resocialisatiebelang. De door de Minister gemaakte belangenafweging is genomen in strijd met de wettelijke opdracht tot resocialisatie. Er heeft geen afweging van op recente omstandigheden gebaseerde belangen plaatsgevonden en er is onvoldoende rekening gehouden met klagers zeer beperkte strafrestant. De delicten waar de Minister op doelt, heeft klager gepleegd in 2015. Hij is daarvoor reeds afgestraft en zijn voorwaardelijke invrijheidstelling (v.i.) is herroepen. Zijn terugplaatsing uit de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) vond in februari 2019 plaats. Door middel van verlof wenst klager zich voor te bereiding op zijn invrijheidstelling op 12 december 2019. Daarnaast is zijn partner zwanger en vanwege haar spierziekte hulpbehoevend. Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Uit klagers detentieverloop blijkt dat hij onbetrouwbaar is in het nakomen van afspraken. Tijdens een eerdere periode van v.i. heeft hij een nieuw ernstig geweldsdelict gepleegd. Hoewel zijn v.i. als gevolg daarvan gedeeltelijk is herroepen, werd hij voor plaatsing in een b.b.i. geselecteerd. Eenmaal in die setting heeft hij meermalen tijdens de aan hem verleende vrijheden overtredingen begaan en is bij hem een handelshoeveelheid softdrugs aangetroffen. Daarom is hij in februari 2019 voor het normaal beveiligde gevangenisregime geselecteerd. Het recidiverisico wordt vanwege het voorgaande als hoog ingeschat. Ondanks de positieve ontwikkelingen die klager in de inrichting doormaakt en ondanks zijn persoonlijke belang bij verlofverlening, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. In de resterende v.i.-periode heeft klager de gelegenheid onder toezicht van de reclassering een delictvrije toekomst op te bouwen. Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht. De vrijhedencommissie van het Justitieel Complex Zaanstad heeft in verband met de einddatum van klagers detentie positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag voor de duur van twaalf uur en onder de voorwaarde van een locatiegebod. De advocaat-generaal bij het ressortparket Arnhem-Leeuwarden heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Aangezien klagers v.i. gedeeltelijk is herroepen, is hij onbetrouwbaar in het nakomen van afspraken. Nu het herroepen van de v.i. een sanctie is op het overtreden van voorwaarden, dienen gedurende deze periode geen vrijheden te worden verleend. Klagers re-integratie kan in het kader van de resterende periode van de v.i. plaatsvinden. De politie heeft het verlofadres geverifieerd en in orde bevonden.

3.         De beoordeling
Klager is gedetineerd in verband met een gevangenisstraf van zeventien jaren en negen maanden, met aftrek, vanwege – kort gezegd – moord, zware mishandeling, diefstal, schuldheling en laster, waarvan de v.i. voor de duur van vijfhonderd dagen is herroepen. De einddatum van klagers detentie is bepaald op 12 december 2019. Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers derde verlofaanvraag. Vooropgesteld dient te worden dat bij verzoeken tot algemeen verlof een belangenafweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het individuele belang van de gedetineerde om zich tijdig en goed te kunnen voorbereiden op zijn terugkeer in de maatschappij en anderzijds het algemeen belang van – onder meer – de orde, rust en veiligheid in de samenleving en een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf. Uit het dossier volgt dat klager in 2015, gedurende de v.i.-periode van de hierboven genoemde vrijheidsstraf, een nieuw delict heeft gepleegd en nadien is veroordeeld tot een gevangenisstraf van een jaar en een schadevergoedingsmaatregel, vanwege (het medeplegen van) wederrechtelijke vrijheidsberoving en afpersing. Hoewel klagers v.i. naar aanleiding van het voorgaande voor de duur van vijfhonderd dagen is herroepen, is hij voor plaatsing in een b.b.i. geselecteerd. Daar heeft hij zich herhaaldelijk niet aan de voorwaarden in het kader van aan hem verleende vrijheden gehouden en is bij hem een handelshoeveelheid softdrugs aangetroffen. Op 8 februari 2019 is hij daarom in het normaal beveiligde gevangenisregime van het Justitieel Complex Zaanstad geplaatst. Het hiervoor geschetste detentieverloop van klager vormt een contra-indicatie voor verlofverlening en rechtvaardigt, ondanks zijn positieve functioneren in de inrichting en het positieve advies van de vrijhedencommissie, een afwijzing van zijn verlofaanvraag. Daarom kan de beslissing van de Minister, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder b en d van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. J.A.M. de Wit, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.G. Bikker, secretaris, op 14 november 2019.

 

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven