Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/655/GA, 08 april 2019, beroep
Uitspraakdatum:08-04-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-18/655/GA, R-18/656/GA, R-18/657/GA en R-18/658/GA

betreft: [klager]                                                           datum: 8 april 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften, ingediend door mr. J. Schepers, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen uitspraken van 24 mei 2018 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Middelburg,  en van de overige stukken, waaronder de uitspraken waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak zijn gehecht. Ter zitting van de beroepscommissie van 5 oktober 2018, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, is klagers raadsman, mr. J. Schepers, gehoord. Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt. De directeur van de p.i. Middelburg is zonder bericht niet ter zitting verschenen. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:          

1.         De inhoud van de beklagen en de uitspraken van de beklagrechter

De beklagen betreffen:

-           de oplegging van een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel in verband met het bezit van een mobiele telefoon

(MB-2018-000133);

-           de oplegging van een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een andere verblijfsruimte dan een afzonderingscel voor drie dagen teneinde nader onderzoek naar klagers betrokkenheid bij een vechtpartij met een medegedetineerde te verrichten

(MB-2018-000116);

-           de oplegging van een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor drie dagen teneinde onderzoek naar mogelijk voortgezet crimineel handelen van klager te verrichten (MB-2018-000132); en

-           de oplegging van een (orde)maatregel van observatie door middel van een camera voor vijf dagen ter bescherming van de lichamelijke toestand van klager (MB-2018-000134). De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklagen op de gronden als in de aangehechte uitspraken weergegeven.

2.         De standpunten van klager

Namens klager zijn in beroep de tegenover de beklagrechter ingenomen standpunten als volgt toegelicht. De uitspraken van de beklagrechter kunnen niet in stand blijven, nu geen hoor en wederhoor heeft plaatsgevonden. Namens klager is verzocht een aanvullende termijn voor het indienen van de gronden van de beklagen te verlenen, omdat niet nog alle feiten en omstandigheden volledig duidelijk waren en klagers raadsman de bestreden beslissingen en de onderliggende rapporten nog niet had ontvangen. Nu het, gelet daarop, nog niet mogelijk was de beklagen van gronden te voorzien, is volstaan met het indienen van pro forma klaagschriften om de termijn te sauveren. Deze klaagschriften zijn tijdig ingediend. Het is bij verscheidene beklagcommissies gebruikelijk dat een aanvullende termijn wordt verleend. Nu de beklagrechter bij de p.i. Middelburg dat niet heeft gedaan, is het vertrouwensbeginsel geschonden. Voor zover het beklag, gelet op het bepaalde in artikel 67, eerste lid, van de Pbw, voortvarend dient te worden behandeld, zit regelmatig enkele maanden tijd tussen het indienen van een klacht en de uitspraak van de beklagcommissie. Ook met het verlenen van aanvullende termijnen voor het indienen van gronden van de beklagen hadden de klaagschriften binnen vier weken kunnen worden afgehandeld. Er is weliswaar geen algemeen, uniform procesreglement voor de behandeling van klachten bij de commissie van toezicht, maar deze zaken maken duidelijk dat daaraan wel behoefte is. Overigens zouden de pro forma klaagschriften met een ruime interpretatie als inhoudelijke klaagschriften kunnen worden beschouwd. In de pro forma klaagschriften zijn immers de redenen van het indienen van de klaagschriften – hoewel nog niet voldoende onderbouwd – genoemd. Vanuit het oogpunt van rechtsbescherming van de zwakke partij, te weten de gedetineerde, had het op de weg van de beklagrechter gelegen klager alsnog gelegenheid te geven zijn klachten, in een schriftelijke aanvulling op het klaagschrift of mondeling ten overstaan van de beklagrechter, te motiveren. Namens klager wordt verzocht de klachten naar de commissie van toezicht van de p.i. Middelburg terug te wijzen, zodat de klachten inhoudelijk kunnen worden behandeld. Ter zitting van de beroepscommissie zijn namens klager inhoudelijke gronden aangevoerd, die in de onderhavige procedure niet aan de orde zijn.

3.         De beoordeling

Een klaagschrift vermeldt, gelet op het bepaalde in artikel 61, derde lid, van de Pbw, zo nauwkeurig mogelijk de beslissing waarover wordt geklaagd en de redenen van het beklag. Ingevolge artikel 61, vijfde lid, van de Pbw dient een klaagschrift uiterlijk op de zevende dag na die waarop de gedetineerde kennis heeft gekregen van de beslissing waarover hij zich wenst te beklagen, te worden ingediend. Een na afloop van deze termijn ingediend klaagschrift is niettemin ontvankelijk, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de gedetineerde in verzuim is geweest. Deze bepalingen dienen, in onderling verband en samenhang bezien, aldus te worden uitgelegd dat de gronden van een klaagschrift binnen de hiervoor bedoelde beklagtermijn, of – indien een termijnoverschrijding verschoonbaar is – zoveel later als redelijk is, kunnen worden ingediend. De na deze termijn ingediende gronden zijn te laat. Dit geldt met name indien klager, zoals in onderhavig geval, wordt bijgestaan door een advocaat en deze namens klager het klaagschrift indient. De beroepscommissie is bekend met de door (veel) beklagcommissies gehanteerde praktijk dat verzoeken tot het verlenen van een nadere termijn voor het indienen of aanvullen van de gronden van het beklag veelal worden gehonoreerd. Beklagcommissies zijn daartoe echter niet op grond van enige wettelijke bepaling gehouden.
In het onderhavige geval vermelden de namens klager ingediende (pro forma) klaagschriften de beslissingen waarover wordt geklaagd, evenals de redenen van de beklagen, te weten dat de disciplinaire straf c.q. ordemaatregelen ten onrechte aan klager zijn opgelegd en dat bij de oplegging van de disciplinaire straf c.q. ordemaatregelen niet alle formaliteiten in acht zijn genomen. Zodoende is strikt genomen aan het bepaalde in artikel 61, derde lid, van de Pbw voldaan. De beroepen zullen reeds daarom gegrond worden verklaard. Gelet daarop zullen de uitspraken van de beklagrechter worden vernietigd en zullen de klachten worden teruggewezen naar de beklagrechter, dan wel de beklagcommissie van de p.i. Middelburg teneinde op die klachten te beslissen.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart de beroepen gegrond en vernietigt de uitspraken van de beklagrechter. Zij wijst de zaken terug naar de alleensprekende beklagrechter, dan wel de beklagcommissie bij de p.i. Middelburg, teneinde op de klachten te beslissen.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, J.G.A. van den Brand en ing. M.J. Mulders, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 8 april 2019.                  

 

            secretaris                                                voorzitter

 

 

 

 

Naar boven