Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 98/0025 C, 23 april 1998, beroep
Uitspraakdatum:23-04-1998

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: C 98/25 en 43

betreft: [klager] datum: 23 april 1998

De beroepscommissie uit de sectie terbeschikkingstelling van de Centrale Raad, bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (BVT), heeft kennis genomen van twee respectievelijk op 27 februari 1998en 20 maart 1998 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften van

de directeur van de forensisch psychiatrische kliniek "Oldenkotte" te Rekken,

gericht tegen de beschikkingen d.d. 25 februari 1998 en 18 maart 1998 van de beklagcommissie uit de commissie van toezicht bij voormelde kliniek, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beschikking waarvan beroep, welke in afschrift aan deze beslissing is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 2 april 1998, gehouden in de penitentiaire inrichting "De Geniepoort" te Alphen a/d Rijn, zijn gehoord [...], behandelcoördinator bij genoemde kliniek, en klager. Klagers raadsman, mr. W.Anker, heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. Inhoud van de beklagen en de beslissingen van de beklagcommissie:
Het eerste beklag betreft een maatregel van separatie in de separeerafdeling van de kliniek om wille van de orde en de veiligheid wegens niet in te schatten gedrag jegens anderen.
Het tweede beklag betreft de beslissing de duur van voornoemde maatregel te verlengen op de grond dat geen wijziging in de situatie was opgetreden.

De beklagcommissie heeft beide beklagen gegrond verklaard, op de gronden als in de aangehechte beschikkingen weergegeven.

2. Standpunten van de directeur en klager:
Namens de directeur is in beroep volhard in de tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunten. Voorts is nader toegelicht dat de separatie noodzakelijk was omdat niet was in te schatten hoe klager zou reageren op demededeling dat de behandelkoers van de kliniek is gericht op acceptatie van behandeling binnen Oldenkotte in plaats van de door klager gewenste resocialisatie. Met klager was (en is) nog geen behandelrelatie tot stand gekomen, omdathij zich alleen bezighoudt met de vraag hoe hij uit de kliniek weg kan komen. De Minister van Justitie had zijn verzoek om een herselectieonderzoek door het Pieter Baan Centrum (PBC) afgewezen. Klager hield zich op steeds grotereafstand van de staf, was veel op zijn kamer, zorgde voor een negatieve sfeer op de afdeling, deed negatieve uitlatingen naar vrouwelijke stafleden en uitte verbaal agressieve dreigingen. De veiligheid in de kliniek was naar hetoordeel van de staf in het geding, omdat niet was uit te sluiten dat klager tot een agressief delict jegens vrouwelijke stafleden zou komen dan wel een vluchtpoging zou ondernemen. Bij klager is een onmiskenbaar agressieve ladingjegens vrouwen aanwezig. Bij spanningen is er een fixatie op vrouwen. Het is daarbij onvoorspelbaar waar het omslagpunt ligt van verbale agressie naar daadwerkelijk agressief handelen. Het is binnen de kliniek de ervaring dat dooringrijpen van buitenaf -bijvoorbeeld door hem te separeren- houvast aan klager gegeven kan worden, waardoor de agressieve lading afneemt. Klager heeft sinds zijn verblijf in de kliniek toespelingen gemaakt op agressie richtingvrouwelijke stafleden en gedrag vertoond dat telkens net tot de grens van het toelaatbare komt, waarbij erger is voorkomen door tijdig ingrijpen door de staf. Bedoelde, in het beroepschrift nader omschreven incidenten in de kliniek,die net op de grens zitten, moeten worden beoordeeld in het licht van de omstandigheden dat onduidelijk is welke signalen destijds precies voorafgingen aan de delicten waarvoor hij is veroordeeld en dat het Meijers Instituut (MI)hem destijds totaal onvoorspelbaar en recidivegevaarlijk achtte, alsmede dat het MI in het laatste rapport over klager heeft aangegeven dat klager in de loop der jaren niets is veranderd.

Sinds de separatie werd het moeizamer om met klager in gesprek te blijven. Verlenging van de separatie was noodzakelijk. Bij beëindiging van de separatie zou geen ander alternatief openstaan dan overplaatsing naar een anderetbs-inrichting, hetgeen slechts een herhaling van zetten zou opleveren. De kliniek wil met klager verder. Sinds 26 maart 1998 is hij overgeplaatst naar de intensive care unit. Daar is hij eveneens gesepareerd, omdat daar behalvemannelijke ook vrouwelijke patiënten verblijven en de kliniek het zekere voor het onzekere moet nemen. Het doel is zo snel mogelijk tot normalisatie te komen en hem via de extra beveiligde afdeling terug te plaatsen op zijn oudeafdeling.
Bij de recente verlenging van klagers terbeschikkingstelling (tbs) is de ambivalente relatie tussen klager en de kliniek -zoals die vroeger tussen klager en zijn moeder bestond- aan de orde geweest.

Klager heeft daarop geantwoord als tegenover de beklagcommissie. Voorts is verklaard dat het niet klopt dat hij na de mededeling van de behandelkoers van de kliniek zou zijn "gexplodeerd". De afwijzing van zijnresocialisatiewens was voor hem geen verrassing. Bovendien heeft hij nog perspectief daar de rechter die beslist over verlenging van zijn tbs het laatste MI-rapport - dat zonder zijn medewerking tot stand is gekomen - niet tot dehare heeft gemaakt. Deze rechter heeft op 26 maart 1998 zijn tbs met een jaar verlengd, hoewel was geadviseerd tot een verlenging met twee jaar. Deze beslissing legt hij over. Hierdoor verwacht hij dat de rechter op termijn zalovergaan tot contraire beëindiging van zijn tbs. Op 15 januari 1998 had hij verzocht om overplaatsing, welk verzoek is afgewezen. Dit verzoek legt hij eveneens over. Thans probeert hij via zijn raadsman in kort geding overplaatsinggerealiseerd te krijgen. De kliniek wil hem zonder uitzicht op resocialisatie behandelen en maakt daar een prestigezaak van. De kliniek gaat daarbij af op MI-rapportage en is het niet eens met het oordeel dat het PBC in 1995 heeftgegeven, namelijk dat de sexuele kant van zijn delicten niet meer aanwezig is en dat hem een horizon gegeven moet worden. De kliniek doet er alles aan om hernieuwd onderzoek door het PBC te voorkomen. Hij wil weg uit "Oldenkotte"omdat hij daar vier jaar rustig verblijft, er geen behandeling tot stand is gekomen en hem een horizon in de zin van resocialisatie wordt onthouden.
Hij heeft met de staf steeds het minimale contact onderhouden dat nodig is om hem in te kunnen schatten. Hij verblijft alleen "achter de deur" als hij geen programmaonderdelen heeft. De staf rakelt ten onrechte oudeincidenten op om de separatiebeslissingen te rechtvaardigen. Hij heeft zich bij die incidenten wel verbaal agressief uitgelaten, maar is nooit daadwerkelijk agressief naar mensen geweest. Bovendien voert de staf tegenstrijdigeargumenten aan. Zo wordt de ene keer gezegd dat hij niet is in te schatten, en wordt de andere keer gezegd dat hij een agressieve uitstraling naar vrouwen heeft. Het klopt niet dat hij naar vrouwen een andere uitstraling heeft dannaar mannen. Als vrouwelijke stafleden hem als agressief naar hen toe ervaren, ligt dat aan hen persoonlijk. Zowel mannelijke als vrouwelijke personeelsleden mag hij niet als functionaris, maar wel als persoon. Hij is de laatste 14jaar niet "letterlijk" gerecidiveerd.

3. Beoordeling:
De beroepscommissie overweegt dat klager op 28 januari 1998 is gesepareerd in de separeerafdeling van de kliniek om wille van de orde en veiligheid wegens niet in te schatten gedrag jegens met name vrouwelijke stafleden.Hoewel in de schriftelijke kennisgeving van separatie aan klager geen termijn is genoemd, wordt aangenomen dat kennelijk is bedoeld aan de separatie een duur van de wettelijk maximaal toegestane vier weken te verbinden. De duur vande separatie is met ingang van 27 februari 1998 verlengd met eenzelfde termijn.
Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting, is voldoende aannemelijk geworden dat klager met name vrouwelijke stafleden bij herhaling verbaal heeft bedreigd, dat hij door de staf in hoge mate onberekenbaar isbevonden en dat er geen of onvoldoende samenwerking (informeel contract) tussen hem en de staf bestaat. Op grond hiervan heeft de directeur naar het oordeel van de beroepscommissie in redelijkheid kunnen oordelen dat bij hetmededelen van de behandelkoers aan klager op 28 januari 1998 een (te) groot risico bestond voor agressief gedrag van klager naar vrouwelijke stafleden. De door klager bestreden beslissingen hem te separeren en de duur van deseparatie te verlengen kunnen in het licht daarvan, na afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

De beroepen van de directeur zullen derhalve gegrond worden verklaard.

4. Beslissing:
De beroepscommissie verklaart beide beroepen van de directeur gegrond, vernietigt de beschikkingen van de beklagcommissie en verklaart de beklagen alsnog ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N.A.M. Schipper, voorzitter, mr. T.M. Halbertsma en drs. T. Jongsma, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 23 april 1998.

secretaris voorzitter

Nummer: C 98\25 en 43

Betreft: [...], verder te noemen klager.

Verslag van het behandelde ter zitting van de beroepscommissie uit de sectie terbeschikkingstelling van de Centrale Raad voor Strafrechtstoepassing, bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden,van 2 april 1998, gehouden in de penitentiaire inrichting "De Geniepoort" te Alphen a/d Rijn.

Samenstelling van de beroepscommissie:
voorzitter : mr. N.A.M. Schipper,
leden: mr. T.M. Halbertsma en drs. T. Jongsma.De beroepscommissie werd bijgestaan door de secretaris mr. E.W. Bevaart.

De directeur van de forensisch psychiatrische kliniek "Oldenkotte" te Rekken was ter zitting vertegenwoordigd door de heer [...], behandelcoördinator.

Appellants raadsman mr. W. Anker was verhinderd ter zitting aanwezig te zijn.

Namens de directeur is in beroep volhard in de tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunten. Voorts is nader toegelicht dat de separatie noodzakelijk was omdat niet was in te schatten hoe klager zou reageren op de mededelingdat de behandelkoers van de kliniek is gericht op acceptatie van behandeling binnen Oldenkotte in plaats van de door klager gewenste resocialisatie. Met klager was (en is) nog geen behandelrelatie tot stand gekomen, omdat hij zichalleen bezighoudt met de vraag hoe hij uit de kliniek weg kan komen. De Minister van Justitie had zijn verzoek om een herselectieonderzoek door het Pieter Baan Centrum (PBC) afgewezen. Klager hield zich op steeds grotere afstand vande staf, was veel op zijn kamer, zorgde voor een negatieve sfeer op de afdeling, deed negatieve uitlatingen naar vrouwelijke stafleden en uitte verbaal agressieve dreigingen. De veiligheid in de kliniek was naar het oordeel van destaf in het geding, omdat niet was uit te sluiten dat klager tot een agressief delict jegens vrouwelijke stafleden zou komen dan wel een vluchtpoging zou ondernemen. Bij klager is een onmiskenbaar agressieve lading jegens vrouwenaanwezig. Bij spanningen is er een fixatie op vrouwen. Het is daarbij onvoorspelbaar waar het omslagpunt ligt van verbale agressie naar daadwerkelijk agressief handelen. Het is binnen de kliniek de ervaring dat door ingrijpen vanbuitenaf -bijvoorbeeld door hem te separeren- houvast aan klager gegeven kan worden, waardoor de agressieve lading afneemt. Klager heeft sinds zijn verblijf in de kliniek toespelingen gemaakt op agressie richting vrouwelijkestafleden en gedrag vertoond dat telkens net tot de grens van het toelaatbare komt, waarbij erger is voorkomen door tijdig ingrijpen door de staf. Bedoelde, in het beroepschrift nader omschreven incidenten in de kliniek, die net opde grens zitten, moeten worden beoordeeld in het licht van de omstandigheden dat onduidelijk is welke signalen destijds precies voorafgingen aan de delicten waarvoor hij is veroordeeld en dat het Meijers Instituut (MI) hem destijdstotaal onvoorspelbaar en recidivegevaarlijk achtte, alsmede dat het MI in het laatste rapport over klager heeft aangegeven dat klager in de loop der jaren niets is veranderd.
Sinds de separatie werd het moeizamer om met klager in gesprek te blijven. Verlenging van de separatie was noodzakelijk. Bij beëindiging van de separatie zou geen ander alternatief openstaan dan overplaatsing naar een anderetbs-inrichting, hetgeen slechts een herhaling van zetten zou opleveren. De kliniek wil met klager verder. Sinds 26 maart 1998 is hij overgeplaatst naar de intensive care unit. Daar is hij eveneens gesepareerd, omdat daar behalvemannelijke ook vrouwelijke patiënten verblijven en de kliniek het zekere voor het onzekere moet nemen. Het doel is zo snel mogelijk tot normalisatie te komen en hem via de extra beveiligde afdeling terug te plaatsen op zijn oudeafdeling.
Bij de recente verlenging van klagers terbeschikkingstelling (tbs) is de ambivalente relatie tussen klager en de kliniek -zoals die vroeger tussen klager en zijn moeder bestond- aan de orde geweest.

Klager heeft daarop geantwoord als tegenover de beklagcommissie. Voorts is verklaard dat het niet klopt dat hij na de mededeling van de behandelkoers van de kliniek zou zijn "gexplodeerd". De afwijzing van zijn resocialisatiewenswas voor hem geen verrassing. Bovendien heeft hij nog perspectief daar de rechter die beslist over verlenging van zijn tbs het laatste MI-rapport - dat zonder zijn medewerking tot stand is gekomen - niet tot de hare heeft gemaakt.Deze rechter heeft op 26 maart 1998 zijn tbs met een jaar verlengd, hoewel was geadviseerd tot een verlenging met twee jaar. Deze beslissing legt hij over. Hierdoor verwacht hij dat de rechter op termijn zal overgaan tot contrairebeëindiging van zijn tbs. Op 15 januari 1998 had hij verzocht om overplaatsing, welk verzoek is afgewezen. Dit verzoek legt hij eveneens over. Thans probeert hij via zijn raadsman in kort geding overplaatsing gerealiseerd tekrijgen. De kliniek wil hem zonder uitzicht op resocialisatie behandelen en maakt daar een prestigezaak van. De kliniek gaat daarbij af op MI-rapportage en is het niet eens met het oordeel dat het PBC in 1995 heeft gegeven, namelijkdat de sexuele kant van zijn delicten niet meer aanwezig is en dat hem een horizon gegeven moet worden. De kliniek doet er alles aan om hernieuwd onderzoek door het PBC te voorkomen. Hij wil weg uit "Oldenkotte" omdat hij daar vierjaar rustig verblijft, er geen behandeling tot stand is gekomen en hem een horizon in de zin van resocialisatie wordt onthouden.
Hij heeft met de staf steeds het minimale contact onderhouden dat nodig is om hem in te kunnen schatten. Hij verblijft alleen "achter de deur" als hij geen programmaonderdelen heeft. De staf rakelt ten onrechte oude incidenten op omde separatiebeslissingen te rechtvaardigen. Hij heeft zich bij die incidenten wel verbaal agressief uitgelaten, maar is nooit daadwerkelijk agressief naar mensen geweest. Bovendien voert de staf tegenstrijdige argumenten aan. Zowordt de ene keer gezegd dat hij niet is in te schatten, en wordt de andere keer gezegd dat hij een agressieve uitstraling naar vrouwen heeft. Het klopt niet dat hij naar vrouwen een andere uitstraling heeft dan naar mannen. Alsvrouwelijke stafleden hem als agressief naar hen toe ervaren, ligt dat aan hen persoonlijk. Zowel mannelijke als vrouwelijke personeelsleden mag hij niet als functionaris, maar wel als persoon. Hij is de laatste 14 jaar niet"letterlijk" gerecidiveerd.

secretaris voorzitter

Naar boven