Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/5100/GB, 11 november 2019, beroep
Uitspraakdatum:11-11-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:        R-19/5100/GB

Betreft:            […]       datum: 11 november 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 29 oktober 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), en van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers bezwaar tegen de oproep zich op 30 oktober 2019 te melden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Lelystad ongegrond verklaard.

2.         De feiten

Op 11 september 2019 is klager opgeroepen zich op 30 oktober 2019 te melden in de p.i. Lelystad voor het ondergaan van negentig dagen gevangenisstraf. Op 16 september 2019 heeft klager hiertegen een bezwaarschrift ingediend, dat op 29 oktober 2019 ongegrond is verklaard. In verband met de beroepsprocedure is aan klager uitstel verleend tot 12 november 2019.

3.         De standpunten

3.1.      Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Klager en zijn vrouw hebben hun woning in mei 2019 verkocht en besloten deze op 31 januari 2020 op te leveren, omdat ze wisten dat klager een gevangenisstraf zou moeten ondergaan. Als hij nu gedetineerd raakt, moeten zijn vrouw en hun zoon, die gedragsproblemen heeft en in het examenjaar op speciaal onderwijs zit, verhuizen, terwijl zij nog geen onderkomen hebben gevonden en klagers vrouw de werkzaamheden van de verhuizing niet kan overzien. Klager is geopereerd aan zijn nek, slikt veel pijnmedicatie en gaat naar de fysiotherapeut. Weliswaar wist klager ten tijde van de woningverkoop dat hem een gevangenisstraf boven het hoofd hing, maar toen wist hij nog niet van zijn operatie. Klagers vrouw is net een nieuw bedrijf begonnen, waarbij zij klagers hulp nodig heeft. Anders gaat zij failliet. Klager realiseert appartementen, wat zij niet van hem kan overnemen. De bouw van de appartementen heeft klager in beroep onderbouwd met bewijsstukken. Hij verzoekt uitstel tot oktober 2020, na het kermisseizoen. Voor volgend jaar hebben klager en zijn vrouw namelijk al kermissen gepland. De bouw van de attractie is in bezwaar al onderbouwd met een koopcontract.

3.2.      Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Het beroepschrift is inhoudelijk nagenoeg gelijk aan het bezwaarschrift. Er zijn geen nieuwe feiten of omstandigheden aangevoerd om de beslissing op bezwaar van 29 oktober 2019 te herzien.

4.         De beoordeling

4.1.      Klager wil uitstel van zijn melddatum om samen met zijn vrouw te verhuizen, appartementen te realiseren en kermissen te organiseren. Hij wil graag uitstel tot 31 oktober 2020.

4.2.      Uitstel wordt alleen verleend als sprake is van uitzonderlijke omstandigheden. Klagers veroordeling tot negentig dagen gevangenisstraf is op 28 maart 2019 onherroepelijk geworden. Sindsdien is hij dus bekend met de noodzaak dat zijn straf ten uitvoer wordt gelegd. Uitzonderlijke omstandigheden die pas na die datum zijn ontstaan, komen daarom voor klagers rekening, tenzij die buiten zijn macht liggen.

4.3.      Uit de stukken maakt de beroepscommissie op dat de door klager aangevoerde omstandigheden zijn ontstaan na 28 maart 2019. Zijn medische situatie ligt buiten zijn macht, maar daarover heeft de medisch adviseur van de afdeling Individuele Medische Advisering (IMA) geoordeeld dat klager detentiegeschikt is. In beroep is niets aangevoerd wat daaraan afdoet. De andere omstandigheden zijn ontstaan doordat klager na 28 maart 2019 verplichtingen is aangegaan. Zoals hiervoor is overwogen, komen die voor klagers risico.

4.4.      Gelet op het voorgaande kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, drs. M.R. van Veen en mr. J.W. Wabeke, leden, in tegenwoordigheid van mr. P. de Vries, secretaris, op 11 november 2019.

 

                                               secretaris                                           voorzitter

Naar boven