Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4141/TA, 05 november 2019, beroep
Uitspraakdatum:05-11-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Bezoek  v

 

nummer:          R-19/4141/TA

betreft: [klager]                                               datum: 5 november 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. V.S. Nolet, namens  […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 2 juli 2019 van de beklagcommissie bij FPC Oostvaarderskliniek te Almere, verder te noemen de instelling, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. Ter zitting van de beroepscommissie van 23 oktober 2019, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, zijn gehoord klager, bijgestaan door mr. F.C. Knoef, kantoorgenoot van klagers raadsman mr. V.S. Nolet, en namens het hoofd van voormelde tbs-instelling […], jurist. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie Het beklag, voor zover in beroep aan de orde, betreft de beslissing van 26 maart 2019 om de eerste bezoeken van klagers vriendin onder toezicht te laten plaatsvinden (OV2019/24).
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en het hoofd van de instelling

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De aard van de bezoekmaatregel is aan klager meegedeeld maar niet de reden. Niet valt in te zien waarom niet alleen het eerste bezoek begeleid kon plaatsvinden met beoordeling van het verloop daarvan en direct is beslist meerdere bezoeken begeleid te plaatsvinden. De bezoekmaatregel is niet noodzakelijk in belang van de veiligheid. De bezoekster is een jeugdvriendin en een van de weinigen die klager vertrouwt en met wie hij persoonlijke onderwerpen durft te bespreken. Er is sprake van een puur vriendschappelijke relatie. Klager weet niet waar de instelling het vandaan haalt dat hij een affectieve of seksuele relatie met haar zou willen aangaan. Klager heeft gesproken van “amoureus” maar daarmee doelde hij alleen op een vriendschappelijke lichamelijke aanraking zoals een omhelzing of het geven van drie zoenen. De uitleg van de beklagcommissie dat klager meer voelt voor bezoekster dan alleen vriendschap is daarom onjuist. Volgens de instelling heeft klager een dwingend karakter, maar dat blijkt nergens uit. Klager heeft in het verleden zijn ex-vrouw mishandeld, maar de bezoekster is niet zijn ex-vrouw en er zijn geen spanningen tussen hen. Overigens zijn de bezoeken van zijn ex-vrouw aan hem in de gevangenis destijds probleemloos verlopen zodat er geen reden is om aan te nemen dat de bezoeken van de bezoekster niet goed zullen verlopen. De bezoekmaatregel is ook niet noodzakelijk in het belang van klagers behandeling. Het  dienstig zijn van de maatregel aan de behandeling en het bereiken van behandeldoelen zijn geen wettelijke grond voor het opleggen van de bezoekmaatregel. Bovendien betwist klager dat de maatregel dienstig is aan zijn behandeling, omdat zijn behandeling juist gebaat is bij het kunnen luchten van zijn hart bij een goede vriendin. Verder kan  klager na afloop van het bezoek ook zelf vertellen hoe het bezoek is verlopen. De bezoekmaatregel is verder in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel, omdat niet kenbaar is gemaakt voor welke duur of voor welk aantal bezoeken de maatregel is opgelegd. Klager verwacht slechts drie tot vier maal bezoek van bezoekster te kunnen ontvangen. Het heeft voor hem geen zin als al deze bezoeken begeleid moeten worden.

Klager heeft daaraan het volgende toegevoegd.
Ten onrechte wordt de geschiedenis met zijn ex-vrouw erbij betrokken. Laatstgenoemde heeft uiteindelijk brieven geschreven en toegegeven dat ze heeft gelogen over klagers gedrag. Klager heeft op grond van haar aanvankelijke verhaal ten onrechte tbs opgelegd gekregen en is daarom het slachtoffer van haar. Klager had voor de problemen in hun relatie en wederzijdse mishandeling hooguit tot een gevangenisstraf veroordeeld mogen worden. De instelling had zich puur op mishandeling moeten richten en er geen problemen bij moeten halen die er niet zijn. Er zijn geen problemen tussen klager en zijn jeugdvriendin. Hij kent haar al twaalf jaar en had destijds een oogje op haar, maar beiden zijn destijds met een andere partner getrouwd en elkaar uit het oog verloren. Ook zij is inmiddels gescheiden van haar partner.
De instelling liegt en verdraait zaken. In zijn behandelingsplan staat niet dat contact met vrouwen een behandeldoel is. In het intakegesprek met zijn bezoekster is niet naar voren gekomen dat klager meer zou willen dan zij. Zij heeft haar telefoonnummer niet veranderd vanwege klager, maar vanwege de bemoeienissen van de instelling en de bejegening van zijn bezoekster. Zij willen privédingen met elkaar bespreken, maar worden daarin door de instelling gefrustreerd. Begeleiding is ongemakkelijk en daardoor kunnen zij geen rendement uit het bezoek halen. Tot op heden heeft geen bezoek plaatsgevonden. Klager wil weg uit de instelling. Namens het hoofd van de instelling is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Aan klager is verscheidene keren uitgelegd dat het bezoek van klagers vriendin de eerste keren zal worden begeleid om te kunnen monitoren of de bezoeken goed en naar tevredenheid van beiden verlopen. Deze beslissing wijkt af van het in de huisregels opgenomen uitgangspunt dat het eerste bezoek altijd begeleid plaatsvindt en is door het hoofd behandeling genomen in het kader van de veiligheid van klagers vriendin en in het belang van klagers behandeling. In klagers behandelingsplan is het contact van klager met vrouwen vanwege zijn indexdelict als behandeldoel opgenomen. Klagers vriendin heeft in het kennismakingsgesprek met de instelling gemeld dat klager in tegenstelling tot haar meer dan een vriendschappelijke relatie met haar wil. Zij heeft haar telefoonnummer laten veranderen en laat gereageerd op de vraag van de instelling of dat nummer op de telefoonlijst van klager mocht komen. Het hoofd behandeling acht het eenmaal begeleiden van het bezoek van klagers vriendin onvoldoende om het verloop van het bezoek en klagers omgang met vrouwen goed te kunnen monitoren.

3.         De beoordeling

Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Hierbij is in aanmerking genomen dat het hoofd van de instelling volgens artikel 37 Bvt en de huisregels van de instelling bevoegd is te beslissen om bezoek begeleid te laten plaatsvinden. Het hoofd van de instelling heeft naar het oordeel van de beroepscommissie ook in redelijkheid in het belang van klagers tbs-behandeling en het belang van de handhaving van de orde en veiligheid in de instelling kunnen besluiten het aantal keren begeleiding van het bezoek van klagers vriendin afhankelijk te stellen van het verloop van het bezoek. Klager meent dat hem ten onrechte, op grond van leugens van zijn ex-vrouw, tbs is opgelegd, maar voor de instelling en de beroepscommissie is het een vaststaand gegeven dat de strafrechter klager destijds tbs heeft opgelegd vanwege een delict jegens zijn ex-vrouw en dat de omgang van klager met vrouwen om die reden, mede gelet op het volgens de instelling dwingende karakter van klager, een belangrijk onderdeel van klagers tbs behandeling uitmaakt. Klager en de instelling verschillen van mening over wat klagers vriendin in het kennismakingsgesprek met de instelling, waarbij klager niet aanwezig is geweest, over hun relatie heeft verklaard en overigens ook over de reden van het wijzigen van haar telefoonnummer. Dit illustreert te meer dat er in ieder geval onduidelijkheid bestaat over de aard van de relatie tussen klager en zijn vriendin en dat het aan beiden is, onder meer tijdens het begeleid bezoek, daarover meer duidelijkheid te verschaffen. In het licht van het vorenstaande is de bestreden beslissing niet in strijd met de wet en het rechtszekerheidsbeginsel en kan deze beslissing, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin onredelijk of onbillijk worden genoemd.

Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. N.C. Lookeren Campagne, voorzitter, prof. dr. H.J.C. van Marle en mr. drs. L.C. Mulder, leden,  in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 5 november 2019.                

 

            secretaris                                 voorzitter                   

 

 

 

 

 

Naar boven