Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/3147/GA, 30 juli 2019, beroep
Uitspraakdatum:30-07-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-19/3147/GA

 

betreft: [klager]            datum: 30 juli 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift vande directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Lelystad, gericht tegen een uitspraak van 7 maart 2019 van de beklagcommissie bij voormelde inrichting, gegeven op een klacht van […], verder te noemen klager, waarbij aan klager een tegemoetkoming is toegekend, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 28 juni 2019, gehouden in de p.i. Lelystad, is gehoord […], juridisch medewerker bij voormelde inrichting. Klagers raadsvrouw, mr. R.P.A. Kint, had bericht dat zij en klager niet ter zitting zouden verschijnen.

Als toehoorder was aanwezig […], lid van de Raad.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

 

1.         De inhoud van de tegemoetkoming

De beklagcommissie heeft een tegemoetkoming van één bezoek zonder toezicht (BZT) toegekend vanwege de gegrondverklaring van klagers beklag betreffende het kwijtraken van klagers baan als reiniger (PL-2019-089), op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van de directeur en klager

Namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht.

Het beroep is gericht tegen de toegekende tegemoetkoming in de vorm van één BZT. Gedurende de behandeling van de klacht ter zitting van de beklagcommissie verzocht klager om een tegemoetkoming van vijf keer BZT. Daarna is de klacht inhoudelijk behandeld. De directeur heeft klagers verzoek om een tegemoetkoming in de vorm van BZT niet weersproken, maar de beklagcommissie heeft de directeur ook niet gevraagd wat hij een redelijke tegemoetkoming acht.

Uit hoofdstuk 20e van de Memorie van Toelichting op de Pbw volgt volgens de directeur dat de beklagcommissie tot toekenning van een niet-geldelijke tegemoetkoming over kan gaan, indien voor de commissie niet valt te overzien welke compensatie kan worden verleend. Een tegemoetkoming in de vorm van een extra bezoek of luchtmoment zou altijd in relatie moeten staan tot het nadeel dat een klager heeft geleden. In dit geval is daar geen sprake van. BZT is een zeer populaire vorm van compensatie. Het zou tot organisatorische problemen kunnen leiden indien deze vorm van compensatie gemeengoed wordt. De directeur acht in dit geval een tegemoetkoming van € 20,= passend.

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt schriftelijk als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht.

De door de beklagcommissie aangelegde maatstaf is juist. Het door klager geleden nadeel is niet eenvoudig vast te stellen. Dat een tegemoetkoming in de vorm van een extra bezoek of een extra luchtmoment altijd in relatie zou behoren te staan tot het nadeel dat een klager heeft geleden, vindt geen steun in het recht en is een te strikte uitleg. Subsidiair wordt aangevoerd dat klager als gevolg van het verlies van zijn baan als reiniger langer ingesloten is geweest na overplaatsing waardoor deze situatie min of meer gelijkgesteld zo kunnen worden met een verloren bezoek- of luchtmoment en er derhalve wel degelijk een relatie kan worden gezien tussen de compensatie en het geleden nadeel. Daarnaast heeft de beklagcommissie in haar uitspraak expliciet benoemd dat sprake is van een uitzonderingssituatie. Niet valt in te zien hoe een dergelijke uitzonderingsbeslissing ‘gemeengoed’ zou worden.

 

3.         De beoordeling

De beklagcommissie heeft geoordeeld dat de directeur, door klager zijn baan als afdelingsreiniger af te nemen, klager onredelijk zwaar heeft gestraft, omdat onvoldoende is vast komen te staan dat klager zich schuldig heeft gemaakt aan het laten verdwijnen van de inhoud van de winkelboxen. Aan klager is een tegemoetkoming van eenmaal BZT toegekend.

Artikel 68, zevende lid, van de Pbw bepaalt dat, voor zover de rechtsgevolgen van de vernietigde beslissing niet meer ongedaan te maken zijn, de beklagcommissie dan wel de voorzitter, na de directeur te hebben gehoord, bepaalt of enige tegemoetkoming aan de klager geboden is. Zij stelt de tegemoetkoming, die geldelijk van aard kan zijn, vast.

De beroepscommissie stelt allereerst vast dat – nu klager is overgeplaatst naar een andere afdeling – de rechtsgevolgen van de beslissing van de directeur om klagers baan als afdelingsreiniger af te nemen niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden.

Het beroep is gericht tegen de toegekende tegemoetkoming van eenmaal BZT. De directeur voert aan dat hem tijdens de zitting door de beklagcommissie niet is gevraagd naar wat hij een redelijke compensatie vond. Die beroepsgrond treft geen doel, aangezien het voor de directeur duidelijk was dat klager ter compensatie vijfmaal BZT had gevraagd en de directeur ter zitting in de gelegenheid is geweest zijn bezwaren kenbaar te maken.

De stelling van de directeur dat een compensatie in de vorm van het verlenen van een extra bezoek of luchtmoment altijd in relatie behoort te staan met het nadeel wat klager heeft gehad, vindt geen steun in de wet en specifieke regelgeving. Ook in zoverre is het beroep ongegrond.

De beroepscommissie kan zich, gelet op alle belangen en omstandigheden van het geval, met de beslissing van de beklagcommissie om aan klager een tegemoetkoming van eenmaal BZT toe te kennen verenigen. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat door de beklagcommissie reeds is overwogen dat de toegekende tegemoetkoming een uitzondering vormt en geen precedentwerking schept.

Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover daartegen beroep is ingesteld, met verbetering van gronden.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr.dr. J. de Lange, voorzitter, J. Schagen MA en drs. M.R. van Veen, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 30 juli 2019.

 

 

                                                

 

            secretaris         voorzitter

 

 

Naar boven