Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/2708/GV, 30 december 2003, beroep
Uitspraakdatum:30-12-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/2708/GV

betreft: [klager] datum: 30 december 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 25 november 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 24 november 2003 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof afgewezen.

2. De standpunten
Door en namens klager is aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit is als volgt toegelicht. Toetsingskader voor het verlenen van incidenteel verlof voor het bezoeken vaneen niet tot reizen in staat zijnd familielid is gelegen in artikel 25 Pbw, alsmede en met name in de artikelen 21 tot en met 32 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting. Klager komt nog niet in aanmerking voor algemeenverlof. Hij wenst contact te houden met zijn ernstig zieke vader. Aangezien zijn vader hem niet langer in de locatie De IJssel kan bezoeken, heeft klager verzocht om incidenteel verlof om zijn vader te kunnen bezoeken. Hij doetderhalve een beroep op artikel 25 van de Regeling. De door het openbaar ministerie, de directeur van de inrichting en het detentieberaad gegeven adviezen zijn alle positief. Zijn gedrag binnen de p.i. is voorbeeldig. Het gaat om eensituatie die gelegen is in de persoonlijke sfeer van klager. Ten aanzien van de te bezoeken persoon, artikel 22 van de Regeling, staat vast dat er sprake is van een hechte vader-zoon relatie. Klager is de oudste zoon. Zijn vaderwenst het bezoek en de ziekte is bevestigd door diverse artsen. Vast staat dat de vader van klager niet meer tot reizen in staat is, dat er sprake is van medische en psychische belemmeringen en dat klager al meer dan drie maandenniet is bezocht door zijn vader. Het verzoek van klager is afgewezen, omdat er geen sprake zou zijn van acute en levensbedreigende problematiek en omdat klager in staat geacht moet worden om klager te bezoeken in de p.i.. Ditcriterium speelt geen rol bij toetsing aan een verlof op grond van artikel 25 van de Regeling. Het is niet juist dat klagers vader in staat zou zijn om klager in de inrichting te bezoeken. Klager en de arts van zijn vader hebben diteerder schriftelijk verklaard. Klagers vader is niet eens in staat om zijn kleinkinderen, die een verdieping hoger wonen, te bezoeken. Dit duidt op een ernstige beperking van de mobiliteit. Autovervoer is voor klagers vader zeerbeperkt mogelijk. De afstand tussen het woonadres van klagers vader en het dialysecentrum wordt per auto overbrugd, maar dit duurt ongeveer vijf minuten. Daarna kan klagers vader uitrusten tijdens de dialyse. Het is voor klagersvader niet mogelijk om langer dan ongeveer vijf minuten in de auto te zitten zonder dat er forse pijnen ontstaan. Een autorit vanuit Rotterdam naar Krimpen aan den IJssel, die al gauw 30 minuten in beslag neemt, is derhalve niethaalbaar. Sprake zou zijn van allereerst een autorit naar Krimpen aan den IJssel, vervolgens een niet-comfortabel, namelijk zittend, verblijf in De IJssel, waarna er weer sprake is van een langdurige autorit. Klagers vader zal zo’ndrie uur op de been zijn, hetgeen niet haalbaar is. Klagers vader heeft, in verband met zijn eerdere verblijf in een p.i., ook psychische problemen met het bezoeken van zijn zoon in een p.i.. De medisch adviseur heeft aangegeven destelling dat klagers vader per auto kan worden vervoerd gebaseerd te hebben op nadere medische informatie. Niet is aangegeven waaruit deze nadere medische informatie bestaat. Is er een gesprek gevoerd met een arts en zo ja metwelke? Is specifiek de geschetste situatie besproken? In het kader van artikel 25 van de Regeling dienen ook de belangen van de te bezoeken persoon te worden meegenomen. De genomen beslissing is ten onrechte getoetst aan artikel 23in plaats van aan artikel 25 van de Regeling en inhoudelijk onvoldoende onderbouwd. Naast het motiveringsgebrek is sprake van een beslissing gebaseerd op onjuiste feitelijke grondslag. Mocht de beroepscommissie het beroep nietgegrond verklaren dan wordt verzocht om klager een nadere termijn te geven, opdat hij nadere informatie van onder meer de betrokken artsen kan overleggen.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Nader gepleegd onderzoek is aanleiding voor het bureau medische inspectie om te rapporteren dat er geen sprake is van acute en levensbedreigende problematiek en dat klagers vader in staat geacht kan worden, zij het met begeleidingen auto c.q. rolstoelvervoer, om klager te bezoeken in de inrichting. Recent is telefonisch gesproken met klager en gaf klager te kennen dat hij nog aanvullende informatie heeft, welke informatie nog niet is ontvangen. In overlegmet de inrichting kan er wellicht tot aangepaste bezoektijden gekomen worden.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van locatie De IJssel heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, gelet op het positieve gedrag van klager.
De officier van justitie van het arrondissementsparket Rotterdam heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen inwilliging van klagers verzoek, mits het bezoek onder begeleiding plaatsvindt.
Een medische verklaring d.d. 12 september 2003 van de maatschap N. Raghoenath vermeldt dat klagers vader niet in staat is om hem in de p.i. op te zoeken.
Uit een medische verklaring d.d. 10 september 2003 van dr. R. v.d. Dorpel, internist nefroloog verbonden aan het medisch centrum Rijnmond-Zuid (hierna: mcrz), volgt dat klagers vader driemaal per week in het dialysecentrum wordtbehandeld.
Uit een ongedateerde medische verklaring van dr. T.A. Bruning, eveneens verbonden aan het mcrz volgt dat klagers vader zeer slecht ter been is.
De verklaring van de medisch adviseur bij het ministerie van justitie houdt in dat uit nadere medische informatie naar voren kwam dat er bij klagers vader geen sprake is van acute problematiek. Hij is zeer slecht ter been in verbandmet overige klachten. Tegen vervoer per auto worden geen overwegende bezwaren gezien, noch tegen vervoer per rolstoel. Begeleid bezoek is niet aangewezen zolang er nog alternatieve mogelijkheden zijn.
Desgevraagd heeft de medisch adviseur telefonisch toegelicht dat het advies gebaseerd is op de meegezonden medische stukken en nadere telefonische informatie van de behandelend artsen van klagers vader.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van twaalf jaar, met aftrek, wegens moord en handelen in strijd met artikel 26 van de Wet wapens en munitie. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 15 oktober 2007.
Op grond van artikel 25, eerste lid, Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI) kan incidenteel verlof onder meer worden verleend voor een bezoek aan een niet tot reizen in staat zijndeouder, indien deze wegens medische of psychische belemmeringen niet in staat is de inrichting te bezoeken en de gedetineerde gedurende drie maanden niet heeft kunnen ontmoeten.
De beroepscommissie overweegt dat, gelet op het advies van de medisch adviseur die nadere telefonisch informatie heeft ingewonnen bij de behandelend artsen van klagers vader, er geen sprake is van een ouder die niet tot reizen instaat is. Er bestaan geen medische bezwaren tegen vervoer van klagers vader per auto. De afwijzing door de Minister van het verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting is derhalve niet in strijd met de wet en kan, bijafweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 30 december 2003

secretaris voorzitter

Naar boven