Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4536/GB, 14 oktober 2019, beroep
Uitspraakdatum:14-10-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer:         R-19/4536/GB

Betreft:            [klager]                                                           datum: 14 oktober 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van   […], verder te noemen klager,  gericht tegen een op 14 augustus 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister),  en van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.   Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar het huis van bewaring (h.v.b.) van het Justitieel Complex (JC) Zaanstad afgewezen.

2.         De feiten

Klager is sinds 21 februari 2018 gedetineerd. Hij verblijft op de afdeling extra zorgvoorziening (EZV-afdeling) in het h.v.b. van de penitentiaire inrichting (p.i.) Arnhem.

3.         De standpunten

3.1.      Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.

In het JC Zaanstad zijn wel degelijk eenpersoonscellen. Het kan zijn dat de overplaatsing in verband met doorstroming niet zo snel zal gaan, maar klager kan altijd op een wachtlijst worden geplaatst. Het lijkt hem ook sterk dat er geen EZV-afdeling is. Ook daarvoor kan hij op een wachtlijst worden geplaatst. Bezoek is in deze fase van zijn ontwikkeling erg belangrijk. Klager wil zijn sociale contacten herstellen.

3.2.      Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.

Bij de beslissing is rekening gehouden met het feit dat detentie nu eenmaal met zich meebrengt dat het contact met relaties buiten moeilijker verloopt, maar in de situatie van klager is het een en ander niet onmogelijk. Uit zijn bezoekersoverzicht blijkt dat hij regelmatig bezoek ontvangt van familie. Hoewel klagers verblijf in de p.i. Arnhem reistijd meebrengt voor zijn bezoek, wordt uit het beroepschrift niet duidelijk, althans niet schriftelijk onderbouwd, dat het bezoek niet tot reizen in staat zou zijn. Er zijn dan ook onvoldoende gronden om een uitzondering te maken op het geldende beleid.

4.         De beoordeling

4.1.      Klager heeft verzocht om overplaatsing naar het h.v.b. van het JC Zaanstad. Hij verblijft in de p.i. Arnhem vanwege de bezoekmogelijkheden voor zijn vriendin. De relatie is inmiddels verbroken en daarom wil hij graag in de buurt van zijn familie in Noord-Holland worden geplaatst. Hij kan dan weer bezoek ontvangen van zijn vader die het erg moeilijk heeft met het overlijden van zijn moeder. De p.i. Arnhem is te ver reizen voor zijn vader en vrienden.

4.2.      Klager behoort, gelet op zijn status als preventief gehechte, tot de categorie gedetineerden voor opneming van wie de huizen van bewaring zijn bestemd. Voor de selectie van gedetineerden geldt het uitgangspunt dat preventief gehechten, gelet op het belang van een goede rechtsgang, in een h.v.b. worden geplaatst in dan wel nabij het arrondissement van vervolging, mits dit h.v.b. is toegewezen aan het arrondissement van vervolging. Van dat uitgangspunt kan onder omstandigheden worden afgeweken. Klager is ingesloten voor het arrondissementsparket Den Haag, maar hij verblijft in het arrondissement Oost-Nederland in de p.i. Arnhem.

4.3.      De beroepscommissie is van oordeel dat de bestreden beslissing onvoldoende toereikend is gemotiveerd, nu deze geen blijk geeft van een belangenafweging waarbij ook klagers belang, zoals hij dit heeft toegelicht in zijn motivatiebrief, is meegewogen. Hierbij neemt de beroepscommissie in aanmerking dat uit het selectieadvies onder het kopje ‘bezoek’ volgt dat klager slechts eenmaal familiebezoek heeft ontvangen en wekelijks bezoek ontving van zijn vriendin. Daarbij is klagers plaatsing in de p.i. Arnhem niet conform het onder 4.3 genoemde beleid. De beroepscommissie overweegt voorts dat de Minister de beslissing waarvan beroep mede heeft doen steunen op het feit dat JC Zaanstad niet beschikt over reguliere eenpersoonscellen en klager een contra-indicatie voor een meerpersoonscel heeft, terwijl in de reactie op het beroepschrift wordt opgemerkt dat JC Zaanstad wel over eenpersoonscellen beschikt, alsmede over een EZV-afdeling. De beroepscommissie neemt voorts in aanmerking dat het Openbaar Ministerie geen bezwaar heeft tegen overplaatsing naar het JC Zaanstad en dat het multidisciplinair overleg en de vrijhedencommissie positief staan ten opzichte van het verzoek tot overplaatsing.

4.4.      Het beroep zal, gelet op al het voorgaande, gegrond worden verklaard en de bestreden beslissing zal worden vernietigd. De Minister zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. De beroepscommissie ziet geen aanleiding voor het toekennen van een tegemoetkoming aan klager.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de Minister op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, J.G.A. van den Brand en drs. M.R. van Veen, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 14 oktober 2019.

 

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven