Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4456/GV, 21 oktober 2019, beroep
Uitspraakdatum:21-10-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-19/4456/GV

betreft: [klager]                                               datum: 21 oktober 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. T. Sandrk, namens   […], verder te noemen klager,  gericht tegen een op 9 augustus 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister),  en van de onderliggende stukken.  De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager en zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.  Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2.         De standpunten

Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Het negatieve advies van het Openbaar Ministerie (OM) heeft ertoe geleid dat klagers verlofaanvraag is afgewezen. De gronden die het OM aanhaalt zijn echter gebaseerd op het verleden. Zo is de positieve gedragsverandering niet meegenomen, is geen recent reclasseringsadvies opgevraagd en betreft het oude delicten. Klager heeft al maanden geen rapporten ontvangen, hij werkt overal aan mee, draait mee in het plusprogramma, is beleefd naar bewaarders en medegedetineerden en is sociaal in de omgang. Hieruit volgt dat klager het vertrouwen wekt dat hij in staat zal zijn met de grotere vrijheden gepaard gaande verantwoordelijkheden om te kunnen gaan. Klager is pas in detentie begonnen met alcohol- en druggebruik omdat het gedetineerd zijn hem erg zwaar viel. Hij is hier echter al geruime tijd mee gestopt. Hij levert enkel schone urinecontroles af. Klager verbaast zich erover dat negatief geadviseerd wordt omdat er een vermoeden bestaat dat het verlof zal leiden tot alcohol- of druggebruik of een poging tot invoer van contrabande. Voorts is geen reclasseringsadvies opgesteld waaruit zijn positieve gedragsverandering zal blijken. In de bestreden beslissing staat vermeld dat klager een gestoorde of agressieve persoonlijkheid heeft. Klager begrijpt niet waar dit op gebaseerd is. Daarbij begrijpt klager niet hoe de Minister tot de conclusie komt dat hij afspraken niet nakomt. In het vrijhedenadvies staat immers duidelijk vermeld dat klager afspraken wel nakomt. Om bovengenoemde redenen is de verlofaanvraag op onjuiste gronden afgewezen. Klager verzoekt hem te compenseren voor het gemiste verlofmoment. Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Het verzoek tot algemeen verlof is afgewezen, omdat ondanks de recente positieve gedragsverandering van klager in de inrichting het nog te vroeg is voor verlofverlening. Gelet op zijn detentieverleden lijkt sprake te zijn van een hoog recidiverisico en een recent reclasseringsadvies omtrent de inschatting van de risico’s ontbreekt. Anders dan namens klager is aangevoerd, is de positieve gedragsverandering wel bij de besluitvorming meegewogen. In het besluit wordt immers verwezen naar het positieve advies van de directeur van de inrichting, die daarin verwijst naar de positieve gedragsverandering. Aangezien klager recentelijk (op 24 juli 2019) is gepromoveerd, is het nog te vroeg voor verlofverlening nu de gedragsverandering pas is ingezet in de aanloop naar een eventueel verlof of detentiefasering. Het laatste rapport dateert voorts van 9 mei 2019. Klager verbaast zich erover dat het OM negatief heeft geadviseerd vanwege een vermoeden dat het verlof zal leiden tot alcohol- of druggebruik of een poging tot invoer van contrabande. Gebleken is dat in het bestreden besluit ten onrechte is aangegeven dat het OM in het advies deze weigeringsgrond heeft genoemd. Het enige dat in dit kader kan worden opgemerkt is dat uit het vrijhedenadvies naar voren komt dat klager in het begin van zijn verblijf in de inrichting regelmatig een rapport heeft gekregen vanwege positieve urinecontroles. Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.

Het multidisciplinair overleg en de vrijhedencommissie hebben positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Klager heeft de afgelopen periode een positieve gedragsverandering laten zien. Klager is gestopt met het gebruiken van drugs en is gepromoveerd naar het plusprogramma. Het OM heeft negatief geadviseerd ten aanzien van verlofverlening, omdat klager – ondanks eerdere veroordelingen met bijzondere voorwaarden – blijf recidiveren. Daarbij gaat het steeds om zeer gewelddadig gedrag. Voorts is hoger beroep ingesteld door de officier van justitie mede in verband met de opgelegde straf en wordt rekening gehouden met een hogere straf in hoger beroep. De politie heeft het verlofadres geverifieerd en in orde bevonden.

3.         De beoordeling

Klager is onherroepelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van veertien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, wegens gekwalificeerde diefstal. Daarna is hij door de rechtbank veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertig maanden wegens in detentie gepleegde diefstal met geweld in vereniging en het medeplegen van een poging tot het met voorbedachten rade toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan een medegedetineerde. Tegen dit vonnis hebben zowel klager als het OM hoger beroep ingesteld. De fictieve einddatum van klager is op dit moment bepaald op 29 april 2020. Klager heeft verzocht om algemeen verlof. Hij wenst het verlof door te brengen bij zijn familie. Tijdens zijn huidige detentie heeft hij (nog) geen vrijheden genoten. Vooropgesteld dient te worden dat bij verzoeken tot algemeen verlof een belangenafweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het individuele belang van de gedetineerde om zich tijdig en goed te kunnen voorbereiden op zijn terugkeer in de maatschappij en anderzijds het algemeen belang van – onder meer – de orde, rust en veiligheid in de samenleving en een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf. De beroepscommissie is van oordeel dat het verlenen van algemeen verlof op dit moment niet is aangewezen. Hierbij neemt zij in aanmerking dat klager is veroordeeld voor onder meer een tijdens detentie gepleegd geweldsdelict jegens een medegedetineerde. Klager is meermalen veroordeeld voor gewelddadig gedrag en heeft dat gedrag in detentie kennelijk voortgezet. De beroepscommissie begrijpt de bestreden beslissing van de Minister zo, dat gezien deze voorgeschiedenis verlofverlening nog niet aan de orde kan zijn, mede omdat de reclassering nog een risico-inschatting moet maken en moet onderzoeken of de eventuele risico’s kunnen worden ondervangen door het stellen van voorwaarden. Het vorenstaande maakt dat naar het oordeel van de beroepscommissie de Minister in redelijkheid heeft kunnen beslissen om, ondanks de recente positieve gedragsverandering, klagers verlofaanvraag af te wijzen. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. J.A.M. de Wit, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 21 oktober 2019.

 

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven