Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4393/GB, 21 oktober 2019, beroep
Uitspraakdatum:21-10-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer:         R-19/4393/GB

Betreft:            [klager]                                                           datum: 21 oktober 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C.G.J.E. Lut, namens   […], verder te noemen klager,  gericht tegen een op 6 augustus 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister),  alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.   Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar het huis van bewaring (h.v.b.) van de locatie Roermond afgewezen.

2.         De feiten

Klager is sinds 21 november 2018 gedetineerd. Hij verblijft in het h.v.b. van de penitentiaire inrichting (p.i.) Grave.

3.         De standpunten

3.1.      Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.

Klager heeft eerder een beroepschrift (kenmerk R-19/3132/GB) ingediend tegen een negatieve selectiebeslissing, maar dit beroepschrift is ingetrokken omdat klager bang was dat zijn gemaakte afspraken vanuit de p.i. Grave met de cardioloog en de dermatoloog door een overplaatsing in gevaar zouden komen, wat een vertraging zou opleveren van zijn behandeling. De medische onderzoeken zijn afgerond, zodat klager alsnog graag overgeplaatst zou worden naar de locatie Roermond. Hier kan hij de juiste medische behandeling krijgen. Nu de Minister een eerder overplaatsingsverzoek wel heeft goedgekeurd, zijn er kennelijk geen belemmeringen om klager over te plaatsen. Klagers familie en advocaat kunnen hem bezoeken in de locatie Roermond. Het is voor klager onbegrijpelijk waarom de Minister niet akkoord gaat met een overplaatsing naar de locatie Roermond. Klager stelt dat de bestreden beslissing onvoldoende is gemotiveerd en verzoekt het beroep gegrond te verklaren.

3.2.      De Minister heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.

Een eerder verzoek van klager om overplaatsing naar de locatie Roermond is door de Minister aanvankelijk afgewezen, maar op 1 april 2019 is klager alsnog geselecteerd voor de locatie Roermond. De directeur van de  p.i. Grave heeft namens klager evenwel het verzoek gedaan de overplaatsing naar de locatie Roermond aan te houden in verband met medische onderzoeken. Op 4 april 2019 is de beroepszaak met kenmerk R-19/3132/GB tegen de aanvankelijke negatieve selectiebeslissing ingetrokken. Op 5 april 2019 heeft de directeur van de p.i. Grave laten weten dat er geen externe onderzoeken meer gaan plaatsvinden en dat de overplaatsing naar de locatie Roermond hervat zou kunnen worden. Klager is toen uit de zogenaamde ‘wachtstand’ gehaald en kon per die datum daadwerkelijk worden geplaatst in de locatie Roermond. Toen bereikte de Minister het bericht dat de beroepszaak was ingetrokken. Klager is vervolgens van de wachtlijst gehaald. Door klager is niet gemotiveerd in welk opzicht de medische zorg in de locatie Roermond beter of anders zou zijn dan in de p.i. Grave. Dit verzoek is onvoldoende gemotiveerd. In de p.i. Grave zijn drie klachten tegen de medische dienst ingesteld door klager. De medisch adviseur heeft in klagers klachten bemiddeld en sindsdien heeft klager geen nieuwe klachten meer ingediend en staat hij meer open voor een gesprek.

4.         De beoordeling

De beroepscommissie stelt vast dat een eerder verzoek tot overplaatsing van klager naar de locatie Roermond van 12 maart 2019 is afgewezen, waartegen hij beroep heeft ingesteld (kenmerk R-19/3132/GB). Op 1 april 2019 heeft de Minister alsnog beslist tot overplaatsing van klager naar de locatie Roermond, in die zin dat hij op de wachtlijst is geplaatst, nu het Openbaar Ministerie (OM) geen bezwaar had tegen klagers overplaatsing. Klager heeft nadien het beroep met bovengenoemd kenmerk ingetrokken, waarna de Minister klager van de wachtlijst van de locatie Roermond heeft gehaald. In het verzoek tot overplaatsing van 3 juni 2019, tegen de afwijzing waarvan het onderhavige beroep zich richt, staat vermeld dat klager zijn eerdere beroepschrift in verband met de overplaatsing naar de locatie Roermond om medische redenen heeft ingetrokken. Aangevoerd wordt dat klager nu, enkele maanden later, toch graag overgeplaatst wil worden naar de locatie Roermond, omdat zijn zoon daar ook is gedetineerd en hij aldaar betere medische zorg kan ontvangen. Uit hetgeen in het verzoek tot overplaatsing is aangevoerd, leidt de beroepscommissie af dat klager en zijn raadsvrouw ermee bekend waren dat klager van de wachtlijst voor de locatie Roermond was afgehaald en, tot het moment van het indienen van dit verzoek, niet - langer - wensten dat door de Minister uitvoering werd gegeven aan de beslissing tot overplaatsing van 1 april 2019. Klagers nieuwe verzoek is mede afgewezen omdat zijn zoon niet meer is gedetineerd, nu hij per 26 juni 2019 is geschorst uit zijn voorlopige hechtenis. De reden voor klagers verzoek tot overplaatsing die resteert, namelijk dat hij in de locatie Roermond betere medische zorg kan ontvangen, is op geen enkele wijze onderbouwd. Klager ontvangt in de p.i. Grave (afdoende) medische zorg. Daarnaast ontvangt klager regelmatig bezoek in de p.i. Grave. De beroepscommissie is van oordeel dat de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de Minister, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt, gelet op de gewijzigde omstandigheden. Er is thans geen sprake van uitzonderlijke omstandigheden die een afwijking van het plaatsingsbeleid kunnen rechtvaardigen. Dat het OM zich niet tegen een overplaatsing verzet, doet hieraan niet af. Het beroep zal dus ongegrond worden verklaard.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, J.G.A. van den Brand en drs. M.R. van Veen, leden, in tegenwoordigheid van J.A. van der Veen, secretaris, op 21 oktober 2019.

 

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven