Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4167/GV, 10 oktober 2019, beroep
Uitspraakdatum:10-10-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-19/4167/GV

betreft: [klager]                                               datum: 10 oktober 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. de Reus, namens   […], verder te noemen klager,  gericht tegen een op 12 juli 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming  (de Minister), en van de onderliggende stukken. De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager en zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2.         De standpunten

Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager verzoekt om strafonderbreking voor de duur van drie maanden, zodat hij zaken kan regelen die verband houden met zijn landbouwgrond en appartementen in Marokko en vanwege problemen met de Marokkaanse belastingdienst. Er is sprake van dringende omstandigheden van zakelijk aard in de zin van artikel 38 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling). Het feit dat zijn aanwezigheid noodzakelijk is en de zakelijke belangen reeds voor aanvang van de detentie bestonden, blijkt uit de bijgevoegde stukken. Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager heeft onvoldoende onderbouwd dat sprake is van zakelijke omstandigheden in de zin van artikel 38 van de Regeling en dat zijn aanwezigheid noodzakelijk is. Van een noodzaak voor het verlenen van strafonderbreking is daarom niet gebleken. De oorzaak van de door klager genoemde omstandigheden is gelegen in het feit dat klager is gedetineerd. Er is geen sprake van omstandigheden in de persoonlijke sfeer. Op klagers verzoek om strafonderbreking zijn de volgende adviezen uitgebracht. De advocaat-generaal bij het ressortparket Arnhem-Leeuwarden heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de strafonderbreking. Er bestaan geen dringende omstandigheden van zakelijk aard. Het verlies van landbouwgrond en de leegstand in zijn appartementen zijn gevolgen van klagers strafrechtelijk handelen en de noodzaak van zijn aanwezigheid is niet aangetoond. Daarnaast is niet bekend hoe een ongewenste confrontatie met de nabestaanden bij het door klager gepleegde delict door middel van vrijheidsbeperkende middelen kan worden voorkomen.

Ook andere risico’s kunnen niet worden ingeschat, nu geen recent reclasseringsadvies voorhanden is. Vanwege de ernst van het feit, klagers proceshouding en de publiciteit rondom de strafzaak, is de kans groot dat bij het verlenen van strafonderbreking maatschappelijke en politieke onrust zal ontstaan. De vrijhedencommissie van de penitentiaire inrichting Vught heeft onder verwijzing naar het advies van de advocaat-generaal negatief geadviseerd ten aanzien van de strafonderbreking. De politie heeft het adres voor strafonderbreking geverifieerd en niet in orde bevonden. De politie heeft bij het door klager opgegeven adres verschillende keren aangebeld, maar er werd niet opengedaan. Ook weten buurtbewoners niet of de woning wordt bewoond.

3.         De beoordeling

Klager ondergaat een gevangenisstraf van achttien jaren met aftrek, wegens moord op zijn partner. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 10 mei 2024. In artikel 34 van de Regeling staat dat strafonderbreking kan worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. Op grond van artikel 38 van de Regeling kan strafonderbreking worden verleend in verband met dringende omstandigheden van zakelijke aard. Daarbij dient de gedetineerde aan te tonen dat zijn persoonlijke aanwezigheid noodzakelijk is en dat de zakelijke belangen al voor aanvang van de detentie bestonden.
Klager verzoekt om strafonderbreking voor de duur van drie maanden, zodat hij in Nederland zaken kan regelen die verband houden met zijn landbouwgrond en appartementen in Marokko en vanwege problemen met de Marokkaanse belastingdienst. Naar het oordeel van de beroepscommissie wordt niet voldaan aan de in artikel 38 van de Regeling gestelde eisen. Klager heeft onvoldoende onderbouwd waarom zijn persoonlijke aanwezigheid noodzakelijk is. Het is niet gebleken dat bovengenoemde zaken niet aan derden kunnen worden uitbesteed, zeker nu klager een document heeft overgelegd, waaruit volgt dat hij een ander persoon heeft gemachtigd om (onder meer) zijn zakelijke belangen in rechte te verdedigen en aankopen te verrichten. Daarnaast is sprake van omstandigheden die een contra-indicatie vormen voor strafonderbreking en die een afwijzing van klagers aanvraag rechtvaardigen. De politie heeft negatief geadviseerd ten aanzien van het adres, zodat klager niet over een aanvaardbaar verlofadres beschikt. Ook de advocaat-generaal heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de strafonderbreking, vanwege onduidelijkheid omtrent een risico van ongewenste confrontatie met de nabestaanden bij het door klager gepleegde delict. Verder is geen recente informatie voorhanden over eventuele andere risico’s, zoals het recidiverisico en het risico op het zich onttrekken aan voorwaarden. Ten slotte acht de advocaat-generaal de kans groot dat maatschappelijke (en politieke) onrust zal ontstaan indien aan klager strafonderbreking wordt verleend. Dit houdt verband met de ernst van het door hem gepleegde feit, zijn proceshouding en de publiciteit rondom de strafzaak. Gezien het voorgaande kan de beslissing van de Minister, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder g, i en j van de Regeling, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. J.A.M. de Wit, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.G. Bikker, secretaris, op 10 oktober 2019.

 

 

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven