Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/2312/GA, 21 oktober 2019, beroep
Uitspraakdatum:21-10-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-18/2312/GA

betreft: [klager]                                   datum: 21 oktober 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,  gericht tegen een uitspraak van 26 november 2018 van de beklagcommissie bij voormelde inrichting, gegeven op een klacht van […], verder te noemen klager, betreffende de beslissing van 8 augustus 2018 tot afwijzing van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof (VU 2018/1327),  en van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en klager ter zake een tegemoetkoming toegekend van € 50,=, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven. De beroepscommissie heeft klager in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en de directeur van bovengenoemde inrichting om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De beoordeling

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag. Hij kon in totaal vijf verlofaanvragen indienen. Vooropgesteld staat dat bij verzoeken tot algemeen verlof een belangenafweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het individuele belang van de gedetineerde zich tijdig en goed te kunnen voorbereiden op zijn terugkeer in de maatschappij en anderzijds het algemeen belang van – onder meer – de orde, rust en veiligheid in de samenleving en een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf.
Uit de onderliggende stukken volgt dat klager op 11 mei 2018 het verlofadres tijdens de nachtelijke uren gedurende vijf uur heeft verlaten. Vanwege deze overtreding van het aan het regimesgebonden verlof verbonden locatiegebod, is hij bij beslissing van 18 mei 2018 geselecteerd voor plaatsing in het gevangenisregime van de p.i. Vught. Het tegen deze beslissing ingediende bezwaarschrift is ongegrond verklaard. Bij beslissing van 10 juli 2018 is klagers eerste verlofaanvraag afgewezen. De hierboven genoemde gebeurtenissen zijn aan deze beslissing ten grondslag gelegd. Kort daarna heeft klager zijn tweede verlofaanvraag ingediend. Deze verlofaanvraag is op 24 juli 2018 in het multidisciplinair overleg (mdo) besproken en op 8 augustus 2018 – opnieuw op grond van de hiervoor genoemde omstandigheden – afgewezen. De directeur heeft, gegeven deze gang van zaken, geen blijk gegeven van een individuele belangenafweging. Mede gelet op de adviezen van het mdo en het OM die in het kader van klagers tweede verlofaanvraag zijn uitgebracht, beschikte de directeur over voldoende informatie om ten aanzien van deze verlofaanvraag een belangenafweging te maken. Hij kon dus niet volstaan met een enkele verwijzing naar de gronden die aan de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag ten grondslag hadden gelegen. Het beroep van de directeur zal daarom ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal worden bevestigd.

2.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. J.A.M. de Wit, leden, in tegenwoordigheid van M.G. Bikker, secretaris, op 21 oktober 2019.

 

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven