Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/1618/JA, 23 december 2003, beroep
Uitspraakdatum:23-12-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/1618/JA

betreft: [klager] datum: 23 december 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennis genomen van een op 14 juli 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend doormr. P.J. Roelse, namens

[...], geboren op [1981], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 4 juli 2003 van de alleensprekende beklagrechter bij de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) De Heuvelrug, locatie Overberg te Overberg,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde j.j.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. P.J. Roelse om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de wekelijkse verlenging van klagers uitsluiting van het verblijf in de groep, wegens zijn voortdurende weigering mee te werken aan zijn behandeling, in het bijzonder door niet deel te nemen aan verplichteactiviteiten, waaronder onderwijs.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
De wekelijkse beslissingen tot klagers afzondering, die al loopt sedert 6 februari 2003, worden genomen door daartoe niet bevoegde functionarissen. Zoals de beroepscommissie in eerdere uitspraken al heeft beslist is de bevoegdheidhiertoe exclusief voorbehouden aan de directeur. De onderhavige maatregelen zijn evenwel opgelegd door een groepsleider en/of afdelingshoofd en zijn derhalve onbevoegdelijk genomen.
Voorts is niet kunnen blijken dat de maatregel wekelijks daadwerkelijk wordt verlengd, terwijl de maatregelen bovendien in strijd met de in de wet neergelegde formaliteiten worden genomen doordat de informatie- de hoor- en demededelingsplicht niet worden nagekomen. Tenslotte is de (wekelijkse verlenging van de) maatregel in strijd met artikel 23, vierde lid, Bjj, nu de wet enkel de mogelijkheid biedt tot verlenging van de maatregel met, in totaal, tenhoogste één week. Voor de onderhavige reeks van verlengingen geeft de wet geen ruimte. Dit geldt temeer nu het met de maatregel beoogde doel niet blijkt te worden bereikt.

De directeur heeft daarop geantwoord als tegenover de beklagrechter. Voorts is, onder overlegging van de desbetreffende beschikkingen van de Staatssecretaris van Justitie d.d. 12 november 2001, inhoudende de aanwijzing van eenaantal personen als vervanger van de directeur, aangegeven dat de maatregel steeds bevoegdelijk wordt verlengd. Tevoren wordt klager gehoord, niet alleen kort voor het moment van de verlening, maar vaak ook meerdere keren in de weekdie aan de verlenging voorafging. Daarbij bleef het streven erop gericht om klager te motiveren weer te gaan deelnemen aan het voor hem geldende dagprogramma. De verlenging van de maatregel is steeds op schrift gesteld, zoals uithet daartoe overgelegde formulier d.d. 18 juli 2003 blijkt. De juridische basis ervan is gelegen in artikel 23, vierde lid, Bjj, dat de mogelijkheid biedt de maatregel telkens met ten hoogste een week te verlengen.

3. De beoordeling
De beroepscommissie heeft kennisgenomen van de ministeriële aanwijzingen van de desbetreffende personeelsleden als vervanger van de directeur. Zij stelt op grond daarvan vast dat de aangevochten verlenging van klagers uitsluitingvan de groep bevoegdelijk is genomen. Zij merkt in dit verband nog op dat het aanbeveling verdient dat, ingeval een personeelslid (afdelingshoofd of groepsleider) een beslissing neemt in zijn hoedanigheid als vervanger van dedirecteur, zulks wordt vermeld in de schriftelijke mededeling die omtrent de genomen beslissing wordt opgemaakt en wordt uitgereikt aan klager.
Gelet op het voorgaande en gezien de overige van directiezijde verstrekte schriftelijke informatie, is zij van oordeel dat de bezwaren van formele aard die de raadsman tegen de aangevochten beslissing heeft aangevoerd, geen doeltreffen.
Wat betreft de inhoud van deze beslissing – de verlenging van klagers uitsluiting van de groep – alsook de wettelijke basis daarvan komt de beroepscommissie tot het oordeel dat de beklagrechter op goede gronden en met juistheid ophet beklag heeft beslist. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. J.A.C. Bartels, voorzitter, mr. A.P. van der Linden en dr. N.W. Slot, leden, bijgestaan door mr. F.H.L. Cusell-te Gussinklo, secretaris, op 23 december 2003

secretaris voorzitter

Naar boven