Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/3678/GA en R-19/3706/GA, 15 oktober 2019, beroep
Uitspraakdatum:15-10-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          R-19/3678/GA en R-19/3706/GA

betreft: [Klager]           datum: 15 oktober 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C.A. Bouw, namens [Klager], verder te noemen klager,   en  van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van de directeur van Justitieel Complex Zaanstad,   beide gericht tegen een uitspraak van 27 maart 2019 van de alleensprekende beklagrechter bij voormelde locatie,  en van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. Ter zitting van de beroepscommissie van 6 september 2019, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, is klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. C.A. Bouw, gehoord. Voorts is […], plaatsvervangend directeur van het Justitieel Complex Zaanstad, gehoord. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter

Het beklag betreft een disciplinaire straf van 14 dagen opsluiting in een strafcel ingaande 3 november 2018, vanwege het aantreffen van een simkaart en 37,19 gram hasj in een tweetal deodorantrollers en het aantreffen van een smartphone in een sok in het ventilatiekanaal (ZS-JH-2018-875). De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard en aan klager is een tegemoetkoming toegekend van € 65,=, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur

Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt – kort en zakelijk weergegeven – toegelicht. Ten eerste had klager geen straf mogen krijgen. De beklagrechter heeft ten onrechte overwogen dat klager voor tien dagen gestraft had mogen worden. Klager zit met een medegedetineerde op een cel. Er is in de afgesloten kast van de medegedetineerde contrabande gevonden, namelijk deorollers met daarin een simkaart en een hoeveelheid hasj. Daarnaast is contrabande aangetroffen in een ventilatiekanaal. De contrabande in de deorollers kan niet aan klager worden toegerekend, omdat hij geen toegang tot de afgesloten kast had. De raadsvrouw verwijst ter onderbouwing van haar standpunt naar RSJ 4 juni 2014, 14/0352/GA. Ten tweede is sprake van gebrekkige verslaglegging. Aan klager is tegengeworpen dat hij tijdens het horen niet heeft gezegd dat de deorollers in een afsluitbare kast waren opgeborgen. Volgens klager heeft hij dat wel gezegd. Tijdens het horen is al tegen hem gezegd dat hem de deorollers niet zouden worden tegengeworpen. Dat is echter niet opgeschreven. Dat de directeur dit heeft nagelaten, is zeer nadelig voor klager. Zo kan hij moeilijk bewijzen dat dat inderdaad tegen hem is gezegd. De raadsvrouw verwijst ter onderbouwing van haar standpunt naar RSJ 1 augustus 2017, 17/0931/GA. Met betrekking tot het aantreffen van de telefoon in het ventilatiekanaal is aangevoerd dat geen enkel onderzoek is verricht naar die telefoon. Het is onduidelijk wanneer die telefoon voor het laatst is gebruikt. Klager heeft vanaf het begin gezegd dat het zijn telefoon niet is. Hij heeft de code niet kunnen geven, omdat de telefoon niet van hem is. Er is geen enkel aanknopingspunt dat de telefoon van hem is.
Tot slot is aangevoerd dat de directie ter zitting van de beklagrechter heeft gezegd dat bij het opleggen van de straf voornamelijk acht is geslagen op het aantreffen van de telefoon. Uit de motivering van de straf is echter niet helder hoe zwaar het aantreffen van de telefoon heeft gewogen bij het bepalen van de straf. De motivering van de straf is gebrekkig. De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt – kort en zakelijk weergegeven – toegelicht. De hoogte van de straf is gebaseerd op zowel het aantreffen van de telefoon, als op het aantreffen van de deorollers met daarin verschillende contrabande. De cel werd betreden en daarbij werd geconstateerd dat er schade was bij het ventilatiekanaal. Op basis van deze bevindingen is een onderzoek gestart. In het ventilatiekanaal werd een telefoon aangetroffen. Er werden ook hasj en een simkaart aangetroffen in de deorollers. Tijdens het horen ontkenden beide gedetineerden dat zij verantwoordelijk waren voor de contrabande. De inrichting is geen onderzoeksbureau, dus er heeft geen nauwgezet onderzoek aan de telefoon plaatsgevonden. Wel is gevraagd aan de gedetineerden of zij de code wilden geven voor de telefoon, maar beiden deden dat niet.

3.         De beoordeling

Op grond van artikel 51, eerste lid, juncto artikel 50, eerste lid, van de Pbw kan de directeur een disciplinaire straf opleggen van opsluiting in een strafcel voor ten hoogste twee weken, indien de gedetineerde betrokken is bij feiten die onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming. Aan klager is een disciplinaire straf van 14 dagen opsluiting in een strafcel opgelegd. Uit het schriftelijk verslag dat aan de disciplinaire straf ten grondslag ligt, blijkt dat in een meerpersoonscel (MPC) van klager en zijn celgenoot contrabande is aangetroffen, te weten een iPhone met oplader verstopt in een sok, 37,19 gram hasj in diverse deorollers en een simkaart ook in een deoroller. De vraag staat hier centraal of klager voor de gevonden contrabande verantwoordelijk gehouden kan worden (ingevolge artikel 51, vijfde lid, van de Pbw). Wat de contrabande op cel betreft, geldt als uitgangspunt dat een gedetineerde verantwoordelijk is voor wat zich op zijn cel bevindt. De verantwoordelijkheid voor de aanwezigheid van voorwerpen op cel kan niet worden aangenomen, wanneer een gedetineerde geen enkel verwijt ervan kan worden gemaakt dat de voorwerpen zich op cel bevinden. In verband daarmee is het van betekenis dat in een verslag van aantreffen van de voorwerpen op cel duidelijk wordt gerelateerd welke voorwerpen op welke plaats en onder welke eventuele nadere omstandigheden zijn aangetroffen, zodat bijvoorbeeld blijkt dat het voorwerp ook voor de celbewoner zichtbaar was of zich op een eenvoudig toegankelijke plaats bevond en dat de ontkenning van wetenschap van klager, gezien de omstandigheden, niet aannemelijk is. Ten aanzien van de gevonden contrabande – hasj en een simkaart – in verschillende deorollers overweegt de beroepscommissie als volgt. Onweersproken is ter zitting door de raadsvrouw gesteld dat de deorollers zijn gevonden in een afgesloten kast van de medegedetineerde. De beroepscommissie overweegt dat het voor klager niet zichtbaar was wat in de deorollers zat op het moment dat deze in een afgesloten kast van een ander stonden. Gezien deze omstandigheden is het aannemelijk dat klager hiervan geen wetenschap had. Hem kan daarom geen verwijt worden gemaakt ten aanzien van het aantreffen van deze contrabande. Klager kan echter wel verantwoordelijk gehouden worden voor de aangetroffen smartphone. Uit het dossier blijkt dat de smartphone in klagers cel verstopt in het ventilatiekanaal is aangetroffen. Aan het rooster is schade aangebracht. Daarnaast zijn twee stekkers met een kabel aangetroffen die in een sok in het ventilatiekanaal lagen. Klager heeft niet aannemelijk gemaakt dat hem ten aanzien van deze contrabande geen enkel verwijt kan worden gemaakt. Het ventilatiekanaal was voor hem immers duidelijk zichtbaar en het gaat om een eenvoudig toegankelijke plaats. De directeur heeft vanwege het aantreffen hiervan in redelijkheid een disciplinaire straf kunnen opleggen. Deze straf is schriftelijk gemotiveerd. De directeur heeft meegewogen dat met een smartphone film-/geluidsopnames gemaakt kunnen worden. Deze kunnen in de media worden gepubliceerd. Dat kan niet alleen tot grote maatschappelijke onrust leiden, maar ook een ernstige bedreiging voor de veiligheid en de privacy van zowel medegedetineerden als het personeel vormen. Daarnaast kan met een smartphone ongewenst contact worden onderhouden met de buitenwereld, waaronder mogelijke slachtoffers, en is een smartphone geschikt voor voortgezet crimineel handelen. De beklagrechter overweegt in haar uitspraak dat de directeur is afgeweken van de landelijke sanctiekaart 2016. De landelijke sanctiekaart schrijft immers voor dat voor het aantreffen van een GSM het uitgangspunt is dat een straf van maximaal tien dagen eigen cel kan worden opgelegd. De beroepscommissie stel evenwel voorop dat met “GSM” volgens algemeen spraakgebruik gedoeld wordt op een mobiele telefoon. De aangetroffen iPhone (smartphone) is een apparaat met beduidend meer communicatie- en andere mogelijkheden dan een GSM. Een dergelijke smartphone valt daarom buiten de in de sanctiekaart genoemde subcategorie “GSM-simkaart”. In die gevallen waarin de sanctiekaart niet voorziet in een richtlijn voor bestraffing, is het aan de directeur om binnen de kaders van de Pbw te beslissen welke straf dient te worden opgelegd (vgl. RSJ 29 maart 2019, R-18/903/GA). De beroepscommissie is gezien het vorenstaande van oordeel dat de directeur klager een passende disciplinaire straf heeft opgelegd. Deze straf is afdoende gemotiveerd. Nu klager enkel voor het aantreffen van een smartphone een disciplinaire straf van 14 dagen strafcel opgelegd kan krijgen, zal het beroep van de directeur gegrond worden verklaard en zal de uitspraak van de beklagrechter worden vernietigd. Het beroep van klager is om die reden ongegrond. De financiële tegemoetkoming die aan klager is toegekend, zal derhalve komen te vervallen.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep van de directeur gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

De beroepscommissie verklaart het beroep van klager ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, mr. R.H. Koning en drs. M.J. Selnick Marzullo, leden, in tegenwoordigheid van mr. A. de Groot, secretaris, op 15 oktober 2019.                

 

secretaris         voorzitter

 

Naar boven