Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/3534/TA, 10 oktober 2019, beroep
Uitspraakdatum:10-10-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Bezoek  v

 

nummers:        R-19/3534/TA en R-19/3611/TA

betreft:      [klager]       datum: 10 oktober 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften van   […], verder te noemen klager,   namens hem ingediend door zijn gemachtigde […],  en   van het hoofd van FPC de Pompestichting te Nijmegen, verder te noemen instelling,  gericht tegen een uitspraak van 23 april 2019 van de beklagcommissie bij de instelling,   alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.  Ter zitting van de beroepscommissie van 12 september 2019, gehouden in de penitentiaire inrichting te Vught, is gehoord namens het hoofd van voormelde tbs-instelling […], jurist. Klager heeft afstand gedaan van het horen ter zitting. De gemachtigde van klager is evenmin ter zitting verschenen. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft het enkel bezoek onder toezicht op de afdeling mogen ontvangen van klagers bezoekster en niet in een daarvoor bestemde bezoekruimte en/of op klagers eigen kamer (PN -2019-032). De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard voor zover het ziet op het niet laten plaatsvinden van een evaluatie na vier bezoeken onder toezicht en het beklag voor het overige ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en het hoofd van de instelling

Klager heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager heeft samen zijn vriendin nu al meer dan twee maanden bezoek op de afdeling onder toezicht. In het begin vonden klager en zijn vriendin dit nog begrijpelijk, maar nu gaat het zo ver dat er voor hun gevoel niet meer serieus mee wordt omgegaan. Men heeft signalen opgevangen in de kliniek die waarschijnlijk van een voormalig bewoner komen die momenteel in een andere instelling verblijft. Beslist is dat klagers vriendin alleen op bezoek mag blijven komen onder dezelfde voorwaarden, namelijk bezoek éénmaal per week één uur begeleid op de afdeling. De kliniek houdt hen verantwoordelijk voor zaken waar zij niets vanaf weten en ook niets aan kunnen doen. Klager en zijn vriendin willen heel graag bij elkaar zijn. Het hebben van één keer per week voor een uur bezoek op de afdeling zonder privacy en begeleiding, terwijl verder door hen niets gebeurt wat de orde en veiligheid in gevaar zou kunnen brengen, behalve verliefd zijn, wordt volgens klager nu wel heel onredelijk. De kliniek is van mening dat klagers vriendin onevenwichtig zou zijn, en niet steunend voor klager, terwijl alles erop wijst dat zij de afgelopen maanden klager ontzettend heeft gesteund en hem hier doorheen sleept. Namens het hoofd van de instelling is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager heeft tijdens de zitting bij de beklagcommissie betoogd dat na zes maal toezicht op het bezoek op de afdeling geen evaluatie heeft plaatsgevonden vanwege een conflict tussen hem en de forensisch maatschappelijk werker. Uit navraag blijkt inmiddels dat er wel een evaluatie heeft plaatsgevonden na vier bezoeken onder toezicht op de afdeling. Geconstateerd is dat zowel klager als zijn vriendin zich aan de afspraken houden, maar tijdens vrijwel elk bezoek zijn zij erg intiem met elkaar. Beiden zijn hierop aangesproken en uitgelegd dat het ongepast is. Klager heeft aangegeven hier rekening mee te zullen houden. Ook heeft de kliniek een zorgplicht voor het ordentelijk en veilige verloop van het bezoek. Tijdens de evaluatie is besloten dat het bezoek onder toezicht op de afdeling voor de komende twee weken op dezelfde wijze zal plaatsvinden, dit omdat klager tijdelijk voor een time out (vanwege een stagnerende samenwerking met het gehele behandelteam) naar een andere afdeling zal worden overgeplaatst. Op 15 april 2019 is de situatie met betrekking tot het bezoek weer geëvalueerd en aan klager is teruggekoppeld dat het bezoek van zijn vriendin nog steeds wordt beperkt tot een uur per week onder toezicht op de afdeling. Bezoek op de afdeling is ook beter te bemensen door hen die verantwoordelijk zijn op dit toezicht op het veilig verlopen van het bezoek. Er is namelijk veel ruis omtrent de betrouwbaarheid van zowel klager als zijn vriendin (onder zijn naam is naar de Van Mesdag gebeld en een facebookbericht geplaatst richting de ex-partner van zijn vriendin en tijdens een alarmsituatie tijdens recent bezoek is klager naar zijn kamer gegaan waar hij iets aan zijn vriendin heeft gegeven). Inmiddels is het klager per 6 mei 2019 helemaal niet toegestaan om bezoek te ontvangen van zijn vriendin vanwege een positieve score op anabolen (en niet kan worden uitgesloten dat zij hierbij betrokken is). Het bezoek onder toezicht vindt niet vanwege personele redenen plaats op de afdeling.

3.         De beoordeling

Omvang beroepen

Het beroep van het hoofd van de instelling is gericht tegen het gegrond verklaren van het beklag voor zover het ziet op het niet laten plaatsvinden van een evaluatie na vier bezoeken. Het beroep van klager is gericht tegen het ongegrond verklaren van zijn beklag met betrekking tot het enkel bezoek onder toezicht op de afdeling mogen ontvangen en niet in een daarvoor bestemde bezoekruimte en/of op klagers eigen kamer.

Overwegingen

In artikel 37, vierde lid, Bvt is bepaald dat - hoewel bezoek in beginsel zonder toezicht plaatsvindt - het hoofd van de instelling, indien dit noodzakelijk is met het oog op een belang in artikel 35, derde lid, van de Bvt, kan bepalen dat tijdens het bezoek toezicht kan worden uitgeoefend. Indien het hoofd van de instelling beslist dat het bezoek onder toezicht op grond van bepaalde omstandigheden op de afdeling dient plaats te vinden, dient te worden beoordeeld of die omstandigheden een dergelijke beslissing kunnen rechtvaardigen. In het onderhavige geval is de bestreden beslissing genomen vanwege, zoals uit de onderhavige stukken blijkt, de onevenwichtige indruk die klagers vriendin maakte ten tijde van een eerdere screening en de gang van zaken tijdens een eerder bezoek van klagers vriendin aan klager, namelijk het tijdens de wisseling van dienst van de personeelsleden al fysiek worden met elkaar. Daarnaast was klagers vriendin een ex-vriendin van een oud-patiënt en in het verleden heeft dit tot onrust geleid tussen klager en deze patiënt. Het vermoeden bestond dat zij mogelijk als koerier fungeerde en dat geen sprake is van steunend netwerk. Onder die omstandigheden kan de beslissing om het bezoek onder toezicht op klagers afdeling te laten plaatsvinden, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet onredelijk of onbillijk worden geacht, nu toezicht op het bezoek noodzakelijk was in verband met een in artikel 35, derde lid, van de Bvt vermeld belang. Het beroep van klager zal derhalve ongegrond worden verklaard. Uit hetgeen in beroep namens het hoofd van de instelling is aangevoerd blijkt dat er wel degelijk na vier bezoeken een evaluatie heeft plaatsgevonden en dat nadien nog meer evaluaties hebben plaatsgevonden. Bij de eerste evaluatie is beslist dat het bezoek onder toezicht nog steeds onder toezicht diende plaats te vinden en per 6 mei 2019 is het klager niet meer toegestaan om bezoek te ontvangen van zijn vriendin in verband met een positieve score op anabolen. Nu (alsnog) is gebleken dat het bezoek zonder toezicht tijdig is geëvalueerd, zal de beroepscommissie het beroep van de directeur op dit onderdeel gegrond verklaren.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep van klager ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
De beroepscommissie verklaart het beroep van het hoofd van de instelling gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog in zijn geheel ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J.H. van den Hombergh, voorzitter, mr. J.M.L. Niederer en drs. J.E. Wouda, leden,  in tegenwoordigheid van mr. L.E.M. Meekenkamp, secretaris, op 10 oktober 2019.     

 

 

                  secretaris                          voorzitter                   

 

 

 

 

 

Naar boven