Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/3387/GA, 03 oktober 2019, beroep
Uitspraakdatum:03-10-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          R-19/3387/GA

betreft: […]      datum: 3 oktober 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. W.J.J. Lunsingh Tonckens, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 20 maart 2019 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting Alphen te Alphen aan den Rijn, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. Ter zitting van de beroepscommissie van 2 augustus 2019, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, is mr. F. Driessen, die mr. W.J.J. Lunsingh Tonckens ter zitting heeft vervangen, gehoord. Klager heeft afstand gedaan van zijn recht ter zitting te verschijnen. De directeur is onder kennisgeving daarvan niet ter zitting verschenen. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter

Het beklag betreft:

a.         een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, wegens het niet opvolgen van opdrachten van het personeel (AE 2018/982);
b.         de omstandigheid dat tijdens de disciplinaire straf geen luchtmoment is aangeboden (AE 2018/985) en
c.         een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, wegens het roken van drugs (AE 2018/1127). De beklagrechter heeft het beklag onder a. op twee onderdelen gegrond verklaard en aan klager een tegemoetkoming toegekend van € 10,=, alsmede het beklag onder b. en c. ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Ten aanzien van het beklag onder a: Gesteld wordt dat klager de instructies van het personeel niet zou hebben opgevolgd. Klager heeft echter één waarschuwing gekregen en daarmee was volgens hem de zaak afgedaan. Een andere penitentiair inrichtingswerker (piw’er) heeft vervolgens klager een rapport aangezegd. Klager en zijn celgenoot waren buiten hun schuld om niet op hun cel ingesloten. De werkelijke reden voor het opleggen van de disciplinaire straf is niet vermeld. Verzocht wordt het beklag gegrond te verklaren en een tegemoetkoming toe te kennen van € 7,50 per dag. Indien de beroepscommissie zich niet voldoende voorgelicht acht, wordt verzocht de behandeling van de zaak aan te houden voor het opvragen van nadere informatie bij de ‘andere piw’er’ en klagers celgenoot. Ten aanzien van het beklag onder b: Aan klager is geen luchtmoment aangeboden. De onderbouwing van de directeur is te summier nu er enkel wordt opgemerkt dat het luchtmoment aan klager is aangeboden. Het beklag dient gegrond te worden verklaard en aan klager dient een tegemoetkoming te worden toegekend van € 10,=. Voorwaardelijk wordt verzocht om de behandeling van de zaak aan te houden om mondeling inlichtingen in te winnen om het dossier aan te vullen met het inwinnen van extra informatie bij inrichtingspersoneel. Ten aanzien van het beklag onder c: Klager heeft geen hasj gerookt. Een celgenoot van hem had gerookt. Klager heeft hierop gevraagd om een urinecontrole te laten uitvoeren. De directeur had aan klager de mogelijkheid moeten bieden om zijn onschuld aan te tonen. Klager heeft niet verklaard dat hij degene was die had gerookt. Het beklag dient gegrond te worden verklaard en aan hem dient een tegemoetkoming van € 7,50 per dag te worden toegekend. De directeur heeft het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet nader toegelicht en heeft gepersisteerd bij hetgeen in beklag naar voren is gebracht.

3.         De beoordeling

Ten aanzien van het beklag onder a:

Het voorwaardelijke verzoek om nadere informatie op te vragen bij de ‘andere piw’er’ en klagers celgenoot wordt afgewezen. Op grond van de thans aanwezige stukken acht de beroepscommissie zich voldoende voorgelicht om op het beroep te beslissen. Indien een klacht gegrond wordt verklaard, staat daar in beginsel geen beroep tegen open. Dit is echter anders indien het beklag deels gegrond is verklaard en de gedetineerde alsnog om een inhoudelijke beslissing vraagt. Een dergelijk geval doet zich hier voor, nu klager vraagt om een inhoudelijk oordeel omtrent de oplegging van de disciplinaire straf en de beklagrechter het beklag op dit punt ongegrond heeft verklaard waardoor dit onderdeel in beroep nog aan de orde is. Hetgeen in beroep is aangevoerd, kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. De beroepscommissie overweegt daarbij dat, gelet op de inhoud van het schriftelijk verslag, de directeur in redelijkheid heeft kunnen overgaan tot het opleggen van de disciplinaire straf. In de mededeling van de disciplinaire straf staat vermeld dat de straf is opgelegd in verband met het niet opvolgen van instructies van het personeel. In het schriftelijk verslag dat ten grondslag ligt aan de disciplinaire straf staat vermeld dat klager, die aan het bellen was, geen gehoor gaf aan het verzoek om op te hangen. Dat de disciplinaire straf om een andere reden aan klager zou zijn opgelegd wordt kaal door klager gesteld en deze stelling vindt geen steun in het dossier.

Ten aanzien van het beklag onder b:

Het voorwaardelijke verzoek om mondeling inlichtingen in te winnen bij het inrichtingspersoneel wordt afgewezen. Op grond van de thans aanwezige stukken acht de beroepscommissie zich voldoende voorgelicht om op het beroep te beslissen. Hetgeen in beroep is aangevoerd, kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter.

Ten aanzien van het beklag onder c:

Hetgeen in beroep is aangevoerd, kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. De beroepscommissie merkt daarbij op dat klager, anders dan staat vermeld in de uitspraak van de beklagrechter, heeft verklaard dat hij hash had gerookt. Het beroep voor zover aan de orde onder a., b. en c. zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep voor zover aan de orde onder a., b. en c. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. D. van der Sluis, voorzitter, mr. J.D. den Hartog en drs. M.R. van Veen, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.S. Ferenczy, secretaris, op 3 oktober 2019.    

 

 

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven