Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/3365/TA, 07 oktober 2019, beroep
Uitspraakdatum:07-10-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-19/3365/TA

betreft: [klager]                                               datum: 7 oktober 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van  het hoofd van FPC De Kijvelanden te Poortugaal, verder te noemen de instelling, gericht tegen een uitspraak van 1 april 2019 van de beklagcommissie bij genoemde instelling, gegeven op een klacht van […], verder te noemen klager, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. Ter zitting van de beroepscommissie van 30 augustus 2019, gehouden in de penitentiaire inrichting te Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. F.F. Aarts, en namens het hoofd van voormelde tbs-instelling […], jurist, en […], hoofd behandeling. Als toehoorder was aanwezig […], secretaris bij de Raad. Ter zitting zijn namens klager de wettelijke aantekeningen van het eerste kwartaal van 2019, alsmede een uitdraai van de dagindeling van 27 augustus 2019 tot en met 29 augustus 2019 overhandigd. Deze stukken zijn na afloop van de zitting doorgestuurd naar het hoofd van de instelling. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft de beslissing van 5 november 2018 om klagers verblijf op de afdeling voor zeer intensieve zorg (hierna: ZIZ-afdeling) te laten voortduren gedurende de behandeling van het hoger beroep in klagers strafzaak (K-2018-000547). De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en aan het hoofd van de inrichting opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten

Namens het hoofd van de instelling is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De beklagcommissie had klager niet-ontvankelijk moeten verklaren in zijn klacht, gelet op de door hen gegeven interpretatie aan de klacht. Verzocht wordt nu om klager alsnog niet-ontvankelijk te verklaren in zijn beklag, subsidiair – indien klager ontvankelijk wordt verklaard – dient het beklag ongegrond te worden verklaard, nu de beslissing om klager te plaatsen op een ZIZ-afdeling niet onredelijk of onbillijk is. Het hoger beroep in de strafzaak van klager loopt thans nog. Klager is in eerste aanleg tot een gevangenisstraf van drie jaar veroordeeld. Elk jaar wordt een risicotaxatie uitgevoerd, waarbij heel feitelijk wordt gekeken naar hetgeen de afgelopen periode heeft plaatsgevonden. De kliniek beoordeelt het risico op ontvluchting zorgvuldig. De kliniek deelt de overweging van de beklagcommissie dan ook zeker niet wanneer de beklagcommissie schrijft dat het niet aannemelijk wordt geacht dat klagers vluchtgevaar gedurende de periode dat het hoger beroep aanhangig is, groter is dan daarvoor. Daarbij weegt het niet hebben van perspectief om buiten de instelling te komen mee. Bij klager zijn verschillende aanwijzingen voor een verhoogd risico op ontvluchting. Het risico op recidive op de ZIZ-afdeling Olivijn wordt laag ingeschat, evenals het risico op een onttrekking. Daar waar de beklagcommissie overweegt dat klager het gevaar op ontvluchting gemotiveerd heeft betwist, doorziet de beklagcommissie de ernst en aard van klagers psychopathie niet of heeft zij dat onvoldoende meegewogen. Als gevolg daarvan gaat de risicotaxatie omhoog. Er wordt gekeken naar het recidiverisico en de kans op vluchtgevaar. Klager scoort op beide onderdelen hoog. Klager heeft een extreem vlucht- en beheersgevaarlijk (EVBG)-status. Deze status is op 17 april 2018 verlengd. Het vluchtgevaar wordt thans nog als reëel en onverminderd hoog ingeschat. Bij een EVBG-status leidt dit binnen De Kijvelanden tot opname op de ZIZ-afdeling Olivijn. Het plaatsen van een patiënt met een EVBG-status op een reguliere afdeling, staat gelijk aan het negeren van de risico's. Gelet op de verlenging van de EVBG-status, in combinatie met hetgeen de EVBG-commissie heeft verklaard, is de beslissing genomen om klager op de ZIZ-afdeling te laten verblijven. Thans is het vanwege het delictgevaar, het recidiverisico alsmede de EVBG-status niet mogelijk om de stap te maken naar een verblijf op een reguliere afdeling. Klager wordt niet gestraft voor het feit dat hij hoger beroep heeft ingesteld. Naar aanleiding van deze ontwikkelingen heeft het hoofd behandeling op 5 november 2018 aan klager laten weten dat hij in de periode dat het hoger beroep loopt (de verwachting is zeker enkele maanden), nog op Olivijn zal verblijven. Ondanks de EVBG-status heeft de kliniek desalniettemin wel gepoogd klager perspectief te bieden en met hem aan zijn behandeling te werken, zodat op termijn plaatsing op een reguliere afdeling (en dus uiteindelijk opheffing van de EVBG-status) mogelijk wordt. Behandelmogelijkheden zijn derhalve nog steeds mogelijk; alleen is de behandeling bij een verblijf op de ZIZ-afdeling meer individueel ingericht. Op de ZIZ-afdeling wordt ook risicomanagement gegeven en volgende week is een behandelcontact gepland. Voortzetting van klagers verblijf op de ZIZ-afdeling is nog steeds nodig om de orde en veiligheid binnen de kliniek te kunnen waarborgen vanwege EVBG-status en de toename van het ontvluchtingsrisico waardoor de kliniek klager niet kan overplaatsen naar reguliere afdeling.

Door en namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.

Klager is ontvankelijk in zijn klacht. Er is sprake van een beklagwaardige beslissing in de zin van artikel 56, eerste lid, sub b van de Bvt. Op 5 november 2018 heeft klager vernomen dat, gedurende de behandeling van zijn strafzaak in hoger beroep, het verblijf op de ZIZ-afdeling wordt voortgezet. Klager heeft niet verzocht om een overplaatsing naar een reguliere afdeling. De klacht ziet op de voortzetting van klagers verblijf op de ZIZ-afdeling. Het beroep van het hoofd van de instelling dient ongegrond te worden verklaard. Klager is het eens met de uitspraak van de beklagcommissie. In beroep worden geen nieuwe gronden aangevoerd. De EVBG-status van klager is, ondanks het advies van de instelling dat zij verlenging niet noodzakelijk achten, verlengd. Vervolgens is in eerste aanleg vonnis gewezen in klagers rechtszaak en daaropvolgend ook klagers verblijf op de ZIZ-afdeling. Dat sprake zou zijn van vluchtgevaar vanwege zijn veroordeling en het ingestelde hoger beroep is onbegrijpelijk. Nadat klager is ontvlucht uit de Pompekliniek hebben er twee incidenten plaatsgevonden. Ten aanzien van deze feiten is enkel een strafmaatverweer gevoerd en aan klager is een lagere straf opgelegd dan de richtlijnen voorschrijven. Bij klager is sprake van een stoornis en hij moet hiervoor worden behandeld. Zolang klagers hoger beroep loopt, wordt hij niet overgeplaatst naar een reguliere afdeling. Momenteel wordt klager ook niet behandeld. Bij plaatsing op een reguliere afdeling kan rekening worden gehouden met het eventuele aanwezige vluchtgevaar. In de wettelijke aantekeningen van het eerste kwartaal van 2019 staat vermeld: “Gedurende het hoger beroept blijft hij op afdeling Olivijn, omdat het vluchtgevaar (voor nu) als verhoogd wordt ingeschat; verlenging van de EVBG is aangevraagd. Via behandeling, zowel op de afdeling als bij de schematherapie, alsmede een zinvol dagprogramma en de vroegsignalering wordt wel toegewerkt naar verblijf op een reguliere afdeling. Indien hij het hoger beroep wint, is plaatsing op een reguliere afdeling eerste doel.” Dat momenteel nog het hoger beroep loopt in klagers strafzaak, zou geen verschil moeten maken voor de vraag of klagers verblijf op de ZIZ-afdeling dient te worden voortgezet, nu het enkel een strafmaatappel betreft. Klager heeft niet voorlopig gehecht gezeten in één van de zaken.

3.         De beoordeling

Op grond van artikel 56, eerste lid, onder b, van de Bvt kan een verpleegde beklag doen tegen de beslissing van het hoofd van de instelling tot plaatsing of voortzetting van het verblijf op een afdeling voor intensieve zorg als bedoeld in artikel 32, eerste en tweede lid, van de Bvt.
Namens klager is ter zitting medegedeeld dat het beklag ziet op de beslissing van 5 november 2018 tot voortzetting van klagers verblijf op de ZIZ-afdeling. Uit de onderliggende stukken volgt dat op 18 oktober 2018 de beslissing tot verlenging van klagers verblijf op de ZIZ-afdeling is genomen, waarbij in de beslissing staat vermeld dat toegewerkt blijft worden naar overplaatsing naar een reguliere afdeling. Tegen de verlenging van deze beslissing is – voor zover bekend – geen beklag ingesteld. Uit artikel 32, tweede lid, van de Bvt volgt dat na ten hoogte zes maanden het hoofd van de instelling bepaalt of voortzetting van het verblijf op de afdeling voor intensieve zorg noodzakelijk is met het oog op een belang als bedoeld in artikel 32, eerste lid, van de Bvt. Op 5 november 2018 is door het hoofd behandeling aan klager meegedeeld dat hij, gedurende de behandeling van het hoger beroep in zijn strafzaak, op de ZIZ-afdeling zal verblijven en dat tijdelijk niet wordt toegewerkt naar een plaatsing op een reguliere afdeling. De beroepscommissie is van oordeel dat deze mededeling geen beslissing betreft in de zin van artikel 32 van de Bvt waartegen op grond van artikel 56, eerste lid, onder b van de Bvt beklag kan worden ingediend. Het betreft evenmin een andere beslissing waartegen op grond van artikel 56 of 57 van de Bvt beklag kan worden ingediend. Daarom beslist de beroepscommissie als volgt.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, dr. T. Jambroes en mr. T.B. Trotman, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E.M. Meekenkamp, secretaris, op 7 oktober 2019.

 

 

            secretaris                     voorzitter                   

 

 

 

 

 

Naar boven