Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/2687/GV, 15 december 2003, beroep
Uitspraakdatum:15-12-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/2687/GV

betreft: [klager] datum: 15 december 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 24 november 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 17 november 2003 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht. Door de verschillende afdelingen van de inrichting wordt telkens verkeerdeinformatie gegeven. Klager heeft eerder drie lange en twee korte detenties doorgemaakt. Terzake zijn rapportages uitgebracht en in geen enkele rapportage wordt negatief gedrag van klager vermeld. Tijdens zijn vorige detentie hadklager de laatste drie maanden in een half open kamp geplaatst kunnen worden, maar dat is niet geschied. Klager is thans verkeerd voorgelicht over plaatsing in een kliniek. Klager had oude straffen al uitgezeten en was in vrijheidgesteld, toen hij wederom in voorlopige hechtenis werd geplaatst. Volgens klagers advocaat was dit niet mogelijk. De behandeling van de zaak zal vermoedelijk plaats vinden in januari 2004. De voorlichting over de intrekking van hethoger beroep is niet juist geweest en pas op de dag zelf is klager op de gevolgen gewezen. Het heeft tevens met zich meegebracht dat klager van de verslavingsbegeleidingsafdeling is geplaatst. Klagers detentie in het h.v.b. duurt nuonnodig lang. Als klager dat wil, moet hij daarna ook nog eens een jaar in een kliniek doorbrengen en tot die tijd kan hij geen verlof aanvragen, nu de eerste verlofaanvraag is afgewezen. Klager wil graag geplaatst worden in dekliniek Huize Norel te Epe. Klager wordt op 9 december 2003 geplaatst in het penitentiair selectiecentrum Scheveningen, maar dit heeft voor hem geen waarde meer. De rapportages van de reclassering zijn niet volledig en wijzen op eenandere setting dan waar klager thans verblijft. Tijdens het verlof had klager nog eens het kerkhof van zijn moeder willen bezoeken.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft verlof aangevraagd voor 13 december 2003 en wenst dit verlof door te brengen bij zijn vader in Soest. In het teamoverleg BZA is klager besproken en men is daar van mening dat klager naar behoren functioneert. Hetopenbaar ministerie heeft een negatief advies uitgebracht in verband met de ernst van het gepleegde feit, het recidiverisico en de verslavingsproblematiek. Verlofverlening in dit stadium van de detentie wordt onverantwoord geacht.Ook de politie heeft een negatief advies uitgebracht. Klager heeft gereageerd met bedreigingen naar het personeel, toen hij de negatieve adviezen van het openbaar ministerie en de politie vernam. Bovendien heeft klager al eerderuitlatingen gedaan dat hij niet zou terugkeren van verlof, indien dit hem verleend werd. Klagers verlofaanvraag is afgewezen omdat er geen vertrouwen is in een goed verloop van het verlof met name in verband met klagers uitlatingendat hij niet zal terugkeren van verlof en de negatieve adviezen.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Noordsingel heeft aangegeven dat klager naar behoren functioneert, doch door uitspraken inhoudende dat hij niet zou terugkeren van verlof, bedreigingen naar het personeel en suïcidale uitlatingen, is hetvertrouwen in een correct verloop van het verlof sterk geschaad en wordt toch een negatief advies afgegeven.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Rotterdam heeft aangegeven dat uit klagers documentatie blijkt dat hij vele malen eerder in aanraking is gekomen met politie/justitie. Klager is verslaafd aan drugs en vanuithet oogpunt van recidiverisico komt verlofverlening in dit stadium van de detentie onverantwoord voor.
De politie regio Utrecht heeft negatief geadviseerd ten aanzien van verlofverlening. Klager heeft aangegeven het verlof te willen gebruiken voor het regelen van privé-zaken en een intake terzake van woon-werk begeleiding. Gelet opde einddatum van klagers detentie kunnen deze zaken ook later geregeld worden.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van twaalf maanden, met aftrek, wegens het onder invloed van cocaïne inrijden met een vrachtauto op politieagenten. Aansluitend dient hij een gevangenisstraf van zestien maanden, met aftrek, teondergaan wegens (gekwalificeerde) diefstal, verduistering (in dienstbetrekking) en het opzettelijk gebruik maken van een valse bankpas. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 18 september 2004. Aansluitenddient hij eventueel een subsidiaire hechtenis van twee dagen te ondergaan.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal vijf verlofaanvragen indienen.

Klager, bij wie sprake is van een drugsverslaving, is vele malen eerder in aanraking gekomen met politie en justitie. Het risico voor recidive wordt aanwezig geacht. Voorts heeft klager aangekondigd dat hij niet zal terugkeren vanverlof. Door de inrichting, het openbaar ministerie en de politie is negatief geadviseerd terzake van verlofverlening.
De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een forse contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. Derhalve is de beslissing van de Ministerniet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder a. en b. van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december1998, nr. 733726/98/DJI), evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 15 december 2003

secretaris voorzitter

Naar boven