Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/3096/GB, 08 juli 2019, beroep
Uitspraakdatum:08-07-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:         R-19/3096/GB

Betreft:            [klager]                                                           datum: 8 juli 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.W.E. Luiten, namens  […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 6 maart 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.  Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft – zo begrijpt de beroepscommissie – klagers verzoek tot plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) met aansluitend deelname aan een penitentiair programma (p.p.) in het kader van een gestapeld traject afgewezen.

2.         De feiten

Klager is sinds 10 november 2017 gedetineerd. Hij verblijft in de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard.

3.         De standpunten

3.1.      Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.

De bestreden beslissing is gebaseerd op het feit dat klager niet gepromoveerd zou zijn. Klager is op 6 november 2018 van de locatie De Schie te Rotterdam - waar hij in het basisprogramma verbleef - overplaatst naar de locatie Zuyder Bos. Klager verbleef sinds zijn binnenkomst in de locatie Zuyder Bos in het plusprogramma en is er vanuit gegaan dat hij gepromoveerd was. Klager is – naar zijn weten - niet iedere zes weken besproken, waardoor hij, op grond van artikel 1d, tweede lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (de Regeling), in de veronderstelling verkeerde gepromoveerd te zijn. Overigens vertoont klager groen gedrag, zodat het in de rede had gelegen hem te promoveren. Dat klager de Kies voor verandering (KVV) training niet succesvol heeft afgerond, kan hem niet worden tegengeworpen. Klagers raadsman verwijst daarbij naar uitspraken van de Raad. Klager is niet onherroepelijk veroordeeld en is een zwijgende dan wel ontkennende verdachte. De negatieve adviezen van het Openbaar Ministerie, de reclassering en de locatie Zuyder Bos zijn gebaseerd op het feit dat klager geen antwoord kan of wenst te geven op zaaksgerichte vragen. Op grond van de stukken in het dossier had de Minister nadere inlichtingen moeten inwinnen bij de p.i. over waarom klager niet voldoet aan de gestelde eisen, genoemd in artikel 2, tweede lid, onder c en d van de Regeling. Klager verzoekt het beroep gegrond te verklaren. De Minister heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht. Klagers verzoek voor plaatsing in een gestapeld traject is afgewezen, omdat klager is gedegradeerd en verblijft in het basisregime. Artikel 2, tweede lid, onder c en d van de Regeling bepaalt dat gedetineerden die in het basisprogramma verblijven of zijn gedegradeerd niet voor plaatsing in een z.b.b.i. in aanmerking komen. Bij de beoordeling van klagers gedrag is een belangenafweging gemaakt, waarin ook zijn positieve gedrag is meegenomen. Klager heeft tegen de degradatiebeslissing beklag ingediend, waarop de beklagcommissie nog geen beslissing heeft genomen. Inmiddels is klager gepromoveerd, zodat hij zich opnieuw kan wenden tot de casemanager met betrekking tot de mogelijkheden van detentiefasering. De Minister verzoekt het beroep ongegrond te verklaren.

4.         De beoordeling

4.1.      Op grond van artikel 2, eerste lid, van de Regeling kunnen in zeer beperkt

beveiligde inrichtingen of afdelingen gedetineerden worden geplaatst die een te verwaarlozen vlucht- of maatschappelijk risico vormen, aan wie een vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd, die in geval de veroordeling onherroepelijk is ten minste de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan dan wel in geval de veroordeling nog niet onherroepelijk is een tijd in voorlopige hechtenis hebben doorgebracht waarvan de duur ten minste gelijk is aan de helft van de opgelegde gevangenisstraf, die beschikken over een aanvaardbaar verlofadres, die een strafrestant hebben van ten minste zes weken en ten hoogste zes maanden en die zijn gepromoveerd. Op grond van het derde lid van de Regeling kunnen in afwijking van het eerste lid tevens voor plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting of afdeling in aanmerking komen, gedetineerden ten aanzien van wie een door de selectiefunctionaris akkoord bevonden voorstel voor deelname aan een penitentiair programma aanwezig is. Het verblijf in de zeer beperkt beveiligde inrichting direct voorafgaande aan de plaatsing in het penitentiair programma duurt maximaal zes maanden.

4.2.      Bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen speelt de

beoordeling, of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving, een belangrijke rol. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), en of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling (Stcrt. 2000, nr. 176).

4.3.      Uit de inlichtingen van de Minister, waaronder het selectieadvies van de locatie Zuyder Bos van 19 februari 2019, volgt dat klager een degradatiebeslissing heeft ontvangen omdat hij niet (volledig) wil meewerken aan de KVV-training. Naar het oordeel van de beroepscommissie kan de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de Minister, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt, omdat klager niet voldeed aan de gestelde eisen voor plaatsing in een z.b.b.i., gevolgd door deelname aan een p.p. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. A.T. Bol en drs. M.R. van Veen, leden, in tegenwoordigheid van J.A. van der Veen, secretaris, op 8 juli 2019.

 

            secretaris                                                        voorzitter

 

 

 

 

 

Naar boven