Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/2836/TB, 10 oktober 2019, beroep
Uitspraakdatum:10-10-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          R-19/2836/TB

betreft: [klager]                                    datum: 10 oktober 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. F.J. Koningsveld, namens  […], verder te noemen klager,  gericht tegen een beslissing van 4 februari 2019 van de Minister voor Rechtsbescherming, verder te noemen verweerder,  alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing. Ter zitting van de beroepscommissie van 12 september 2019, gehouden in de penitentiaire inrichting te Vught, zijn gehoord klagers  raadsman mr. F.J. Koningsveld, en namens verweerder, […] en […], werkzaam bij de Dienst Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Justitie en Veiligheid. Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was gezorgd, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.  Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

Verweerder heeft beslist klager na herbeoordeling te plaatsen in een voorziening voor langdurige forensisch psychiatrische zorg (LFPZ-voorziening) van FPC de Pompestichting (hierna: de Pompestichting), hetgeen moet worden begrepen als een beslissing tot het voortzetten van klagers verblijf in genoemde voorziening.

2.         De feiten

Klager is bij onherroepelijke uitspraak van 25 januari 2007 ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Klager is achtereenvolgens geplaatst in FPC Veldzicht, FPC De Pompestichting, FPC Oldenkotte, FPC Dr. S. van Mesdagkliniek en FPC De Rooyse Wissel. Klager verblijft sinds 15 augustus 2016 op een LPZ-voorziening van de Pompestichting, alwaar hij eerst verbleef in de locatie te Vught, daarna op de afdeling Niers te Nijmegen en thans in de locatie Zeeland. Op 19 augustus 2018 en 6 september 2018 zijn pro justitia rapportages uitgebracht die inhielden dat klagers verblijf op de longstayvoorziening dient te worden gehandhaafd.
Het hoofd van de Pompestichting heeft op 2 oktober 2018 aangegeven dat zij op voornoemde rapportages geen op- of aanmerkingen heeft en zich in grote lijnen kan vinden in de inhoud van de rapportages. Vervolgens heeft de Landelijke Adviescommissie Plaatsing Longstay Forensische Zorg (LAP) op 10 december 2018 geconcludeerd dat het recidiverisico onverminderd hoog is en dat hervatting van een op verandering gerichte behandeling niet zinvol is. Verweerder heeft op 4 februari 2019 beslist klagers verblijf in de LFPZ-voorziening voort te zetten.

3.         De standpunten

Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.

Klager is niet ter zitting aanwezig, nu hij zich onvoldoende fit voelt om te reizen. Klager ervaart af en toe problemen met zijn insuline. Klager weigert af en toe om zijn insuline in te nemen. Klager wenst terug te worden geplaatst naar een setting waar meer behandelmogelijkheden zijn. Het streven naar meer autonomie dient te worden vormgegeven door het opheffen van de longstay-status, waardoor meer vrijheid kan worden verkregen en begeleid en gecontroleerd kan worden geoefend met herkregen vrijheden. Klager dient terug te gaan naar een behandelsetting waarbij dit aspect van vrijheden meer aandacht krijgt. Klager verblijf momenteel op een LFPZ-voorziening in Zeeland. Dit verblijf is prettiger voor hem dan zijn verblijf op de afdeling Niers te Nijmegen. Op de plek waar klager thans verblijft zijn er minder regels waaraan hij hoeft te voldoen. Dit werkt goed voor klager. Klager is een autoriteitsgevoelige man die het liefst zijn eigen gang gaat en juist vanwege de tbs-setting heeft hij alle tijd om zich te verzetten tegen de regels. Klager is van mening dat hij in staat moet zijn om zijn eigen leven in te vullen. Klagers nadrukkelijke wens is om hem een kans te geven zodat hij verder kan in zijn leven en hij op een gegeven moment weer terug de maatschappij in kan. In de stukken wordt gesproken over een zorgconferentie; deze is echter nog niet ingepland. Er is nog geen sprake van het op termijn op begeleid verlof gaan. Klager maakt het zichzelf niet gemakkelijk; hij laat snel de moed zakken en vervalt dan in negatief gedrag. Hij is van mening dat dit wordt uitvergroot. Klager heeft - afgezien van zijn wens naar een behandelsetting te willen- momenteel het gevoel dat hij op de goede plek zit en in een juiste setting.

Namens verweerder is inzake het beroep het volgende standpunt ingenomen.

De door klager gewenste uitbreiding van vrijheden door plaatsing in een behandelsetting staat haaks op hetgeen geadviseerd is in de pro justitia rapportages, het advies van de LAP en het advies van de Pompestichting. Sinds juni 2018 hebben zich geen grote wijzigingen voorgedaan in klagers toestandsbeeld. Het behandelteam ziet een man met goede intenties, die gezellig aanwezig is en gezellig is in contact en die kookt voor de groep. Het lukt klager echter niet om vast te houden aan zijn goede intenties. Sinds juni 2018 zijn bijna vijftig meldingen van ongewenst gedrag gedaan en aan klager is meerdere keren afdelingsarrest opgelegd. Hij heeft zich geen aanvullende vaardigheden eigen kunnen maken en het recidiverisico is onverminderd hoog. Op dit moment worden geen mogelijkheden gezien voor begeleid verlof. Voor klager is een gedragsplan opgesteld. Het lukt klager echter niet om zich hieraan te houden. Op dit moment wordt geen andere mogelijkheid gezien dat voortzetting van klagers verblijf op de LFPZ-voorziening met hoog beveiligingsniveau, waarbij wel wordt geprobeerd om stappen voorwaarts te maken. Binnen de LFPZ-voorziening probeert men ook stappen te zetten met klager. Klager is echter ongeduldig en het duurt volgens hem te lang. Klager zal zelf ook actiever moeten deelnemen, wil hij een sneller resultaat bereiken.
Klager is geplaatst op een LFPZ-voorziening met een hoog beveiligingsniveau. Zolang klager nog een hoog beveiligingsniveau heeft, mag hij niet met begeleid of onbegeleid verlof gaan. Alleen bij een laag individueel beveiligingsniveau kan een verlofmachtiging worden aangevraagd. Een hoog individueel beveiligingsniveau houdt eveneens in dat klager binnen de kliniek ook minder vrijheden heeft en dat hij waarschijnlijk niet zomaar over het terrein mag lopen. Er zal een zorgconferentie belegd worden volgend jaar.

4.         De beoordeling

Klager verblijft sinds 15 augustus 2016 in een LFPZ-voorziening van de Pompestichting. In paragraaf 4 van het Beleidskader langdurige forensisch psychiatrische zorg, in werking getreden op 1 januari 2019, is bepaald dat door middel van een periodieke toets door de LAP wordt beoordeeld of voortzetting van de plaatsing in een LFPZ-voorziening nog noodzakelijk is. Bij deze toets is het van belang de behandelingsvatbaarheid van de ter beschikking gestelde en het recidiverisico te onderzoeken. Uit de pro justitia rapportages van 6 september 2018 en 27 september 2018 komt – onder meer – naar voren dat bij klager sprake is van een lichte verstandelijke beperking, een antisociale persoonlijkheidsstoornis en een stoornis in het gebruik van verschillende middelen. Klager heeft geen overzicht over zijn handelen en houdt weinig rekening met consequenties daarvan. Klager is gericht op directe behoeftebevrediging en houdt weinig rekening met anderen. Klagers geweten, frustratietolerantie en agressieregulatie zijn beperkt en hij heeft moeite met autoriteit. Klager is voor zijn functioneren sterk afhankelijk van de professionele begeleiding. Bij klager ontbeert het aan probleeminzicht. Het huidige externe risicomanagement en beveiligingsniveau zijn adequaat en geadviseerd wordt dit te handhaven. Daarbij geeft psycholoog O. aan dat een verblijf op een behandelafdeling een herhaling van zetten zal zijn en dat klager opteert voor resocialisatie in plaats van behandeling, zonder oog te hebben voor zijn onvermogen om op een verantwoorde wijze met vrijheden om te gaan. De voor klager benodigde structuur, begeleiding en toezicht zijn onvoldoende beschikbaar in een instelling die klager voor ogen heeft, met alle onverantwoorde risico’s op gewelddadige recidive. Uit het verlengingsadvies van 18 november 2018 van het hoofd van de Pompestichting volgt dat een verblijf in een omgeving waarin begeleiding geboden kan worden door professionals op het vakgebied van de forensische psychiatrie en waar er vanuit het principe van risicohantering de (begrenzings-)mogelijkheden van de tbs-maatregel ingezet kunnen worden is naar de mening van het voltallige behandelteam geïndiceerd, evenals voortzetting van klagers plaatsing in een LFPZ-voorziening. Het behandelteam ziet op dit moment geen mogelijkheden voor uitbreiding van vrijheden in de vorm van begeleid verlof, voor verblijf in een behandelsetting of in een setting met een minder hoog beveiligingsniveau. De Pompestichting geeft daarbij aan dat jarenlange behandeling onvoldoende resultaat heeft gehad en dat noch pathologie noch recidivegevaar zijn verminderd, dat klager duidelijk baat heeft bij afwezigheid van behandeldruk in longstay. Het handicapmodel wordt gehanteerd: focus van behandeling/begeleiding ligt niet langer op bewerkstelligen van verandering maar vooral op voorkomen van achteruitgang en crisis. De LAP heeft in haar advies van 10 december 2018 geadviseerd om de longstay status voort te zetten, nu naar geldend psychiatrisch inzicht in alle redelijkheid tot de vaststelling kan worden gekomen dat hervatting van een op verandering gerichte behandeling niet zinvol is. Op dit moment wordt voorts geen mogelijkheid gezien voor een uitstroomtraject van klager naar een GGz-voorziening of andere instelling, waar het noodzakelijke niveau van zorg en beveiliging kan worden geboden. Klager laat sinds kort een positieve ontwikkeling in zijn gedrag zien. Deze ontwikkeling is echter pas heel recent ingezet, waarbij kleine stapjes worden gezet van een kamerprogramma naar meer vrijheid op de afdeling en mogelijk op termijn een aanvraag voor begeleid verlof. De nieuwe herbeoordelingstermijn is naar het oordeel van de LAP passend om de ontwikkeling van klager verder te volgen. Gelet op bovenstaande adviezen van de Pompestichting, de LAP en als vermeld in de pro justitia-rapportage is de beroepscommissie van oordeel dat verweerder  in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat een voortgezet verblijf van klager in een LFPZ-voorziening in de rede ligt. Vooralsnog zijn er geen redenen gebleken klager (tijdelijk) over te plaatsen naar een behandelinrichting voor observatie c.q. het opstarten van een behandelpoging. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J.H. van den Hombergh, voorzitter, mr. J.M.L. Niederer en drs. J.E. Wouda, leden,  in tegenwoordigheid van mr. L.E.M. Meekenkamp, secretaris, op 10 oktober 2019.    

                    

                  secretaris                          voorzitter                   

                       

 

 

 

                       

 

 

 

 

 

Naar boven