Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/2699/GV, 15 december 2003, beroep
Uitspraakdatum:15-12-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/2699/GV

betreft: [klager] datum: 15 december 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 25 november 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 17 november 2003 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Door en namens klager is aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit is als volgt toegelicht. De beslissing is niet goed gemotiveerd. Er is geen enkele kans op confrontatiemet het slachtoffer of familieleden omdat klager zich de regel heeft opgelegd niet in Roosendaal te zullen komen en die restrictie als voorwaarde kan worden gesteld. Bij klagers broer in Middelbeers, waar klager het verlof door zoukunnen brengen, zijn geen kinderen in het gezin. Het openbaar ministerie zal er wel vanuit gegaan zijn dat klager een verlofadres in Roosendaal had. Terwijl klager in voorarrest zat, heeft hij drie dagen een schorsing van devoorlopige hechtenis gehad van 9 mei 2003 tot 13 mei 2003 en dat is volgens de regels verlopen. Op 10 oktober 2003 heeft klager verlof gehad en ook dat is zonder problemen verlopen. Ook op 24 november 2003 en 11 en 19 december 2003mocht/mag klager de inrichting op grond van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting de inrichting verlaten. Op 29 november 2003 en 3 december 2003 is klager verlof verleend in verband met het overlijden en de uitvaart vanzijn vader, die in Roosendaal woonachtig was en daar ook is overleden. Dit is zonder problemen verlopen en klager heeft zich aan de gestelde voorwaarden gehouden en zich bij de inrichting terug gemeld. Klager meent dat hij ook vooralgemeen verlof in aanmerking zou moeten kunnen komen. Klager moet een kans krijgen om zich voor te bereiden op terugkeer in de maatschappij en zonder algemeen verlof kan dat niet. Klagers vrouw kan op 20 december 2003 naarMiddelburg verhuizen.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is veroordeeld vanwege ontucht met een buurmeisje en het in bezit hebben van kinderporno. Hij heeft de feiten bekend. Er is een problematische thuissituatie vanwege een zwakbegaafde echtgenote en twee verstandelijkgehandicapte kinderen. Er is begeleiding van de SPD. Men is op zoek naar andere huisvesting. Klager regelde alle zaken in het gezin. Klager volgt pré-therapie op de afdeling beschermd wonen. Klager gaat binnen de inrichting goed metvrijheden en afspraken om en is goed te corrigeren, indien dat nodig is. Hij neemt deel aan alle activiteiten. Ook op de werkzaal doet hij het goed. Uit urinecontroles is geen drugsgebruik gebleken. De inrichting heeft positiefgeadviseerd, hetgeen gebaseerd is op klagers gedrag in de inrichting, zijn houding ten aanzien van het delict en de problematische thuissituatie, waar de steun van klager hard nodig zou zijn. Het openbaar ministerie heeft eennegatief advies uitgebracht evenals de politie. In eerste instantie had klager zijn huisadres als verlofadres gekozen. Echter een en ander was volgens de politie nog steeds actueel in de buurt en er zouden problemen te verwachtenzijn. Later heeft klager het adres van zijn broer gekozen, die te Middelbeers woont. Klager heeft toegezegd dat hij zich niet in Roosendaal zou tonen gedurende het verlof. Het verlof is afgewezen, omdat er geen vertrouwen is in eengoed verloop van het verlof met het oog op een ongewenste confrontatie met het slachtoffer. De samenstelling van het gezin van klagers broer te Middelbeers is niet geheel duidelijk, met het oog op kinderen.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichtingen Breda heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Breda heeft aangegeven dat in verband met de kans op ongewenst contact van klager met de slachtoffers en/of familie en vrienden van de slachtoffers, geadviseerd wordt om hetverlof af te wijzen.
De politie Midden en West Brabant heeft, gelet op de mogelijkheid van confrontatie tussen (familie van) het slachtoffer en klager, negatief geadviseerd ten aanzien van verlofverlening.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 24 maanden met aftrek, wegens het bezit van kinderporno, met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die (mede) bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam,en feitelijke aanranding van de eerbaarheid. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 15 juni 2004.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal vier verlofaanvragen indienen.

De beroepscommissie overweegt dat bij de beslissing op een verzoek om verlof een afweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het belang van de gedetineerde bij een goede en tijdige voorbereiding van zijn terugkeer in demaatschappij en zijn gezin en anderzijds het belang van de samenleving bij een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde straf. Zij is van oordeel dat voor de namens de Minister aangevoerde contra-indicatie voor verlofonvoldoende aanwijzingen zijn. Zij overweegt daarbij dat in de negatieve adviezen van openbaar ministerie en de politie gevreesd wordt voor confrontatie met het slachtoffer en/of de familie van het slachtoffer. Klager is echter vanplan is om verlof door te brengen bij een broer die in een andere plaats woont dan het slachtoffer en klagers gezin zal op 20 december 2003 naar Middelburg verhuizen. Voorts is het verstandig als voorwaarde aan verlofverlening teverbinden dat klager zich niet in de woonplaats van het slachtoffer dient te begeven. Daarbij komt dat klager uitstekend functioneert binnen de inrichting en dat urinecontrole niet duidt op drugsgebruik. Voorts is de laatste wekenmeermalen incidenteel (onbegeleid) verlof verleend aan klager en is dit zonder problemen verlopen. Gelet op het vorenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat aan het belang van klager doorslaggevende betekenis dient te wordentoegekend. De afwijzing door de Minister van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting moet bij afweging van alle in aanmerking komende belangen als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. Derhalve dient debestreden beslissing te worden vernietigd. De Minister zal worden opgedragen binnen twee weken een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing nog ongedaan zijn temaken, acht de beroepscommissie geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Minister op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak.Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd,bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 16 december 2003

secretaris voorzitter

Naar boven