Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-19/2410/SGA, 15 oktober 2019, schorsing
Uitspraakdatum:15-10-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          : S-19/2410/SGA

Betreft : [verzoeker]    datum: 15 oktober 2019

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van […], verder verzoeker te noemen, verblijvende in het Justitieel Complex Zaanstad. Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 10 oktober 2019, inhoudende de oplegging van een disciplinaire straf van tien dagen opsluiting in een strafcel, ingaand op 10 oktober 2019 om 15.45 uur en eindigend op 20 oktober 2019 om 15.45 uur, wegens fysiek geweld jegens een medegedetineerde. De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het schrijven van de beklagcommissie bij voornoemde inrichting van 14 oktober 2019 waaruit blijkt dat het verzoekschrift als klaagschrift in behandeling wordt genomen onder klachtnummer ZS-ZW-2019-165, alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 14 oktober 2019.

1.         De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.

Verzoeker stelt dat de aan hem opgelegde disciplinaire straf disproportioneel is.

Uit de schriftelijke inlichtingen van de directeur, waaronder het schriftelijk verslag, komt naar voren dat uit camerabeelden blijkt dat verzoeker op 10 oktober 2019 op de balustrade staat te wachten en wanneer een medegedetineerde zijn cel uitkomt naast de cel van verzoeker en langs verzoeker loopt, verzoeker hem een elleboogstoot vol in zijn gezicht geeft. Hierna valt de medegedetineerde de cel van verzoeker binnen en ontstaat er een schermutseling.

In de landelijke Sanctiekaart is een maximale disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in een strafcel opgenomen voor het toepassen van geweld jegens medegedetineerden.

Gelet op het vorenstaande, kan naar het voorlopig oordeel van de voorzitter, de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het verzoek zal worden afgewezen.

2.         De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gedaan door mr. M. Keppels, voorzitter, in tegenwoordigheid van bc. L. Vis-van Alff, secretaris, op 15 oktober 2019                                    

secretaris         voorzitter

Naar boven