Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4856/GV, 11 oktober 2019, beroep
Uitspraakdatum:11-10-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer:         R-19/4856/GV

Betreft:            [klager]                                                           datum: 11 oktober 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 27 september 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), en van de onderliggende stukken. De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2.         De standpunten

Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Klager wil graag strafonderbreking voor zijn huwelijk dat gepland staat van 23 oktober tot en met 26 oktober 2019. Deze datum is in februari 2019 al vastgesteld. In verband met de detentie is de huwelijksdatum al verschoven van 4 september 2019 naar 23 oktober 2019, zodat deze aansluit op de receptie op 26 oktober 2019. De bewijsstukken zijn al bij het verzoek overgelegd. Tijdens de detentie is klagers THC-waarde alleen maar gedaald, dus is er geen sprake geweest van drugsgebruik. Anders had hij een disciplinaire straf opgelegd moeten krijgen. Hij is afdelingsreiniger en zijn gedrag is goed. Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klagers verzoek is afgewezen, omdat het huwelijk na zijn detentie had kunnen worden gepland. Tijdens het plannen van het huwelijk hing klager een detentie boven het hoofd. Ondanks het positieve advies van het Openbaar Ministerie (OM) en de grote gevolgen, kan de bestreden beslissing daarom niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht. De vrijhedencommissie van de penitentiaire inrichting (p.i.) Alphen heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, omdat er te weinig afbouw was bij klagers urinecontrole en de datum van de bruiloft ruim van tevoren gepland stond.
Het multidisciplinair overleg (mdo) van de p.i. Alphen heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. De advocaat-generaal bij het ressortsparket te Den Haag heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, omdat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof, hoewel het hem bevreemdt dat klager zijn huwelijk plant terwijl hem een gevangenisstraf boven het hoofd hangt. De politie heeft positief geadviseerd ten aanzien van het verlofadres.

3.         De beoordeling

Klager ondergaat een gevangenisstraf van negentig dagen met aftrek, wegens bedreiging, poging tot zware mishandeling en het rijden onder invloed. De einddatum van zijn detentie is momenteel bepaald op 1 november 2019. Klager heeft verzocht om strafonderbreking in verband met zijn huwelijk van 23 oktober tot 26 oktober 2019. De Minister heeft dit verzoek afgewezen, omdat klager het huwelijk tijdens zijn detentie heeft gepland en hij onbetrouwbaar is gebleken in het nakomen van afspraken, nu hij drugs zou hebben gebruikt gedurende zijn detentie. De beroepscommissie is van oordeel dat een gedetineerde, indien enigszins mogelijk en verantwoord, aanwezig moet kunnen zijn bij het sluiten van zijn eigen huwelijk (RSJ 31 maart 2006, 06/0417/GV). Het is daarbij afhankelijk van de omstandigheden van het geval of het huwelijk redelijkerwijs buiten de inrichting kan plaatshebben en of de gedetineerde daarvoor verlof verleend wordt. Anders dan de Minister in de bestreden beslissing stelt, heeft klager zijn huwelijk gepland toen hij nog niet gedetineerd was. Hij was echter wel onherroepelijk veroordeeld en hij wist dus dat hij op enig moment de opgelegde gevangenisstraf zou moeten ondergaan. Daartegenover staat het volgende. Klager zal op de beoogde verlofdatum de hem opgelegde gevangenisstraf op slechts een aantal dagen na, hebben ondergaan. Daarnaast is aannemelijk geworden dat de voorbereidingen vergevorderd zijn en dat daarvoor al onomkeerbare kosten zijn gemaakt. Het OM en het mdo hebben positief geadviseerd. Voor zover de bestreden beslissing en het negatieve advies van de verlofcommissie zijn gebaseerd op vermeend drugsgebruik tijdens detentie, geldt dat dit niet formeel is vastgesteld. Klagers gedrag in de inrichting is goed. Kortom, nu de risico’s van strafonderbreking relatief gering zijn en de gevolgen van het afgelasten van het huwelijk groot, terwijl klager, indien enigszins mogelijk en verantwoord, daarbij aanwezig moet kunnen zijn, heeft de Minister in redelijkheid niet tot de afwijzende beslissing kunnen komen. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren en de Minister opdragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak, uiterlijk op 17 oktober 2019.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de Minister op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie, uiterlijk op 17 oktober 2019.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. J.A.M. de Wit, leden, in tegenwoordigheid van mr. P. de Vries, ecretaris, op 11 oktober 2019.                                          

 

 

            secretaris         voorzitter

Naar boven