Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4595/GV, 14 oktober 2019, beroep
Uitspraakdatum:14-10-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer:         R-19/4595/GV

Betreft:            […]      datum: 14 oktober 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 23 augustus 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), en van de onderliggende stukken. De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2.         De standpunten

Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. De Minister stelt dat klager in 2016 is afgestraft, maar de politie heeft hem toen nooit opgehaald. Hij heeft zich niet onttrokken aan detentie. Klager heeft zelf de politie gebeld en zich twee dagen later gemeld. Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager is op 24 mei 2016 onherroepelijk veroordeeld en pas op 31 juli 2019 ingesloten. Hij heeft zich dus ruim drie jaar onttrokken aan detentie. De inzet van FAST was nodig om hem aan te houden. Het is niet uit te leggen dat hij na aan maand detentie alweer vrijheden zou mogen genieten. Uit het vrijhedenadvies blijkt dat klager het kind nog niet heeft erkend, dus is het onzeker of de beweerde band bestaat. Voor het bijwonen van een bevalling kan ook (begeleid) incidenteel verlof worden gevraagd. De directeur heeft dat verzoek afgewezen, maar er kan wel eenmalig bezoek in de familiekamer worden georganiseerd.

Op klagers verzoek om strafonderbreking zijn de volgende adviezen uitgebracht. De directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Alphen heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de aanvraag, omdat de beweerde band niet kan worden aangetoond en omdat het Openbaar Ministerie negatief heeft geadviseerd. De advocaat-generaal bij het ressortsparket te Den Haag heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de aanvraag, omdat sprake is van een risico op onttrekken en de beweerde band niet kan worden aangetoond. De politie heeft positief geadviseerd ten aanzien van het adres.

3.         De beoordeling

Klager ondergaat een gevangenisstraf van elf maanden met aftrek, wegens mensenhandel. De einddatum van zijn detentie is momenteel bepaald op 6 februari 2020.Klager wil graag strafonderbreking om bij de bevalling van zijn vriendin te kunnen zijn. Strafonderbreking kan worden verleend voor het bijwonen van de bevalling van de levenspartner (artikel 36 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting), maar dat is afhankelijk van de risico’s die de strafonderbreking in een concreet geval met zich meebrengt. Klager heeft zich van 24 mei 2016 tot 31 juli 2019 niet gemeld, terwijl hij onherroepelijk was veroordeeld tot een gevangenisstraf. Dat wordt gezien als een onttrekking. Daarna heeft klager nog maar een klein deel van zijn gevangenisstraf uitgezeten. Het risico dat hij zich tijdens de strafonderbreking onttrekt, is daardoor te groot en zou te grote gevolgen hebben. Strafonderbreking kan niet onder begeleiding, dus kan het risico onvoldoende worden beperkt. De beslissing om klagers verzoek af te wijzen, is niet onredelijk of onbillijk. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. J.A.M. de Wit, leden, in tegenwoordigheid van mr. P. de Vries, secretaris, op 14 oktober 2019.

 

            secretaris         voorzitter

Naar boven