Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4479/GB, 02 oktober 2019, beroep
Uitspraakdatum:02-10-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:         R-19/4479/GB

Betreft:            [klager]                                    datum: 2 oktober 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend mr. P. van Dongen, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 12 augustus 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), en van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar de gevangenis van de locatie De Schie te Rotterdam afgewezen.

2.         De feiten

Klager is sinds 3 juni 2019 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van het Justitieel Complex (JC) Zaanstad.

3.         De standpunten

3.1.      Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.

Klager is, nadat hij in eerste aanleg is veroordeeld, van het huis van bewaring van de locatie De Schie overgeplaatst naar de gevangenis van het JC Zaanstad, omdat in de locatie De Schie geen plek was. Het was de intentie dat hij terug zou worden geplaatst in de locatie De Schie indien er vrije gevangeniscapaciteit zou zijn. Klager wenst wél op de wachtlijst geplaatst te worden voor de locatie De Schie. Zijn vrienden en familie wonen immers in de regio Rotterdam, waardoor zij makkelijker en vaker op bezoek kunnen gaan. Een ander belangrijk punt is resocialisatie. Zo heeft ook de directeur van het JC Zaanstad een verzoek tot overplaatsing gedaan naar de locatie De Schie, in verband met het organiseren van nazorg in Rotterdam. In juni 2019 heeft klager, toen hij nog in De Schie verbleef, contact gehad met de psycholoog aldaar. Klager heeft met de betreffende psycholoog afgesproken dat hij hem zal helpen bij zijn terugkeer naar de samenleving én met het zoeken naar woonruimte. Eerder heeft de psycholoog ook succesvol geholpen bij het zoeken van woonruimte. Klager wil dan ook graag met de psycholoog aan de slag om zijn zaken op orde te krijgen. Klager is zich bewust van het feit dat een wachtlijst aanwezig is en hij mogelijk niet daadwerkelijk overgeplaatst kan worden. Toch is het voor hem heel belangrijk de kleine kans dat wel een plaats vrijkomt te benutten.

3.2.      Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.

Het penitentiair programma waar klager eerder aan deelnam, is in verband met door klager begane overtredingen op 24 mei 2018 beëindigd. Op 26 september 2018 is klager onder voorwaardelijk invrijheidstelling (v.i.) met voorwaarden met ontslag gegaan. Hierna is zijn v.i. herroepen en thans is de einddatum van klagers detentie bepaald op 30 januari 2020. Aanvankelijk is klager ingesloten in het huis van bewaring van de locatie De Schie, maar als afgestrafte kon hij daar niet geplaatst worden wegens de lange wachtlijst van die inrichting en is hij geselecteerd voor plaatsing in het JC Zaanstad. Vooropgesteld dient te worden dat het erg vervelend is als klagers casemanager in de locatie De Schie bepaalde beloften heeft gedaan die wegens de wachtlijstproblematiek niet waargemaakt kunnen worden. De wachtlijst van de locatie De Schie is dermate lang, dat klager gelet op zijn einddatum niet meer kan worden geplaatst. Het is niet het beleid om gedetineerden op een wachtlijst te zetten, valse verwachtingen te creëren om vervolgens tot de conclusie te komen dat niet kan worden overgegaan tot een daadwerkelijke overplaatsing.

4.         De beoordeling

4.1.      Uit het dossier komt het volgende naar voren. Klager is bij besluit van 28 juni 2019 overgeplaatst van het huis van bewaring van de locatie De Schie naar de gevangenis van het JC Zaanstad. Uit de schriftelijke mededeling van die beslissing volgt dat klager destijds zijn voorkeur voor de gevangenis van de locatie De Schie heeft uitgesproken, maar die voorkeur vanwege de lange wachtlijsten niet kon worden gehonoreerd. Onderhavig beroep richt zich tegen de beslissing van 12 augustus 2019, waarin klagers verzoek tot overplaatsing naar de gevangenis van de locatie De Schie is afgewezen.

4.2.      Uit de inlichtingen van de Minister volgt dat de wachtlijst voor de gevangenis van de locatie De Schie dusdanig lang is, dat klager bij toewijzing van het verzoek vanwege zijn einddatum niet meer geplaatst zal kunnen worden. Voorts blijkt uit deze inlichtingen dat klager bij eerdere mogelijkheden die hij had om terug te keren in de maatschappij voorwaarden heeft geschonden en aldus in hoge mate zelf verantwoordelijk is voor de situatie waarin hij nu terecht is gekomen. De beroepscommissie gaat er daarnaast van uit dat ook vanuit JC Zaanstad een aantal, in verband met klagers terugkeer in de maatschappij noodzakelijke, contacten kunnen worden gelegd. De afwijzing van het verzoek kan gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Hierbij neemt de beroepscommissie tevens in aanmerking dat de Minister heeft toegelicht dat hiermee wordt beoogd te voorkomen dat valse verwachtingen worden gecreëerd. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, J.G.A. van den Brand en drs. M.R. van Veen, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 2 oktober 2019.

 

 

            secretaris         voorzitter

Naar boven