Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4435/GV, 26 september 2019, beroep
Uitspraakdatum:26-09-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-19/4435/GV

betreft: [klager]            datum: 26 september 2019

De alleensprekende beroepsrechter als bedoeld in artikel 73, eerste lid in verbinding met artikel 69, derde lid van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. W.B.O. van Soest, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 6 augustus 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming, en van de onderliggende stukken. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepsrechter als volgt.

1.         De beoordeling

Op grond van artikel 72, tweede lid, van de Pbw heeft de gedetineerde het recht tegen een hem betreffende beslissing aangaande verlof, voor zover hiertegen geen beklag ingevolge artikel 60, eerste en tweede lid, openstaat, een met redenen omkleed beroepschrift in te dienen bij de beroepsrechter, als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Pbw. Klagers raadsman verzoekt in het beroepschrift om toezending van de uitgewerkte uitspraak en de daaraan ten grondslag liggende stukken alvorens het beroep van gronden te voorzien. De raadsman miskent daarmee dat een uitspraak door de beklagcommissie in deze procedure niet bestaat. Voor zover de raadsman heeft bedoeld te verzoeken om toezending van de bestreden beslissing, geldt dat deze in bezit moet zijn van zijn cliënt en langs die weg reeds kan worden verkregen. De overige stukken zullen worden ingebracht door de verweerder in het kader van zijn reactie op het beroepschrift, waarop de raadsman op zijn beurt dan weer mag reageren. Ook beschikken gedetineerden zelf doorgaans reeds over de stukken die voor het beroep van belang zijn en kan de betreffende inrichting worden verzocht de stukken aan de raadsman te doen toekomen. Klagers raadsman is bij e-mail van 14 augustus 2019 in de gelegenheid gesteld binnen een termijn van tien dagen na dagtekening van die e-mail de gronden van het beroep alsnog schriftelijk mede te delen. Van deze gelegenheid is binnen de daarvoor gegeven termijn geen gebruik gemaakt. Gelet op het vorenstaande dient klager niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn beroep.

2.         De uitspraak

De beroepsrechter verklaart klager niet-ontvankelijk in het beroep.

Aldus gegeven door de beroepsrechter voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.G. Bikker, secretaris, op 26 september 2019.

 

            secretaris         voorzitter

Naar boven